Badwill alleen in aanmerking te nemen bij aannemelijke onderrentabiliteit

Rechtbank Breda heeft onlangs geoordeeld dat een bv geen passiefpost badwill in aanmerking mocht nemen nadat de bv diverse activa uit een faillissementsboedel had gekocht. De bv had niet aannemelijk gemaakt dat in verband met onderrentabiliteit minder voor de activa was betaald dan de intrinsieke waarde daarvan.

 

Volledig bericht

Als er een verschil bestaat tussen de aankoopprijs van een onderneming (activa en passiva) en de hogere intrinsieke waarde en dat zijn oorzaak vindt in onderrentabiliteit (te verwachten verliezen en lasten), is in beginsel sprake van badwill. De badwill zou op de fiscale balans op verschillende manieren kunnen worden verwerkt: hetzij door het opnemen van een passiefpost die in enkele jaren ten gunste van het resultaat vrijvalt, hetzij door de badwill evenredig af te boeken op daarvoor in aanmerking komende (veelal slijtende) activa. Over de wijze waarop badwill tot uitdrukking moet worden gebracht, zijn de meningen in de literatuur verdeeld. Het fiscale belang bij de keuze voor het passiveren van badwill kan onder meer zijn gelegen in het ‘naar voren halen van winsten’ door de vrijval van badwill – voor zover de (door de passivering) hoger gewaardeerde activa een langere afschrijvingstermijn hebben dan de termijn waarin de badwill ten gunste van de fiscale winst wordt gebracht – hetgeen weer van belang kan zijn voor de verliesverrekening.
 
Rechtbank Breda heeft onlangs een uitspraak gedaan over de vraag of een bv een passiefpost badwill in aanmerking mocht nemen nadat de bv in 2003 diverse activa (inventaris en voorraden) uit een faillissementsboedel van een andere bv had gekocht. De bv had de activa gekocht voor een prijs van € 75.000, maar stelde dat de werkelijke waarde daarvan € 498.557 was. Voor het verschil van beide bedragen (€ 423.557) wilde de bv op de fiscale balans van 31 december 2003 een passiefpost badwill in aanmerking nemen. De inspecteur ging daarmee niet akkoord.
 
De rechtbank was van oordeel dat de bv er niet in was geslaagd aannemelijk te maken dat de bv minder dan de intrinsieke waarde voor de activa had betaald in verband met onderrentabiliteit. De rechtbank vond het daarbij van belang dat de curator van de gefailleerde bv had verklaard dat geen korting was gegeven voor onderrentabiliteit en dat daarover geheel niet was gesproken.
 
De bv overlegde nog een fax van een taxateur waarin stond aangegeven dat de overgenomen inventaris een waarde had van € 285.000 en de overgenomen voorraad een waarde van € 250.000. De taxatie was gedaan in opdracht van een verzekeringsmaatschappij. De rechtbank vond de taxatie wegens gebrek aan detaillering en informatie over de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten niet van doorslaggevend belang voor de waardering van de activa. Verder merkte de rechtbank nog op dat -ook al zouden de activa de door de bv bepleite intrinsieke waarde hebben- dan stond daarmee nog niet vast dat onderrentabiliteit de reden was om hiervoor minder te betalen.
 
Opmerking
In de fiscale vakliteratuur bestaan diverse omschrijvingen van badwill. Een secure omschrijving van het begrip ‘echte badwill’ is als volgt. Echte badwill is het verschil tussen de aankoopprijs en de hogere intrinsieke waarde van (een deel van) een onderneming dat wordt veroorzaakt door de in de toekomst te verwachten onderrentabiliteit, voor zover dit verschil:

  1. niet kan worden beschouwd als een correctie op de waarde van specifieke vermogensbestanddelen;
  2. niet kan worden beschouwd als een ‘vergoeding’ voor op korte termijn te maken reorganisatiekosten en
  3. niet kan worden toegerekend aan slechts een specifiek activum.

Bron: Rechtbank Breda, 28-1-2009, nr. 07/4163 (gepubliceerd 19-3-2009).

Fiscus stort €40,5 miljoen terug op foute rekeningen

De fiscus heeft afgelopen twee jaar voor 40,5 miljoen euro belastinggeld naar verkeerde particulieren overgeboekt. De fout blijkt mogelijk, omdat de Belastingdienst niet altijd vooraf controleert of een terugbetaling wel bij de goede persoon of rekeningnummer past.

AMSTERDAM –  De fiscus heeft afgelopen twee jaar voor 40,5 miljoen euro belastinggeld naar verkeerde particulieren overgeboekt. De fout blijkt mogelijk, omdat de Belastingdienst niet altijd vooraf controleert of een terugbetaling wel bij de goede persoon of rekeningnummer past. Vorig jaar kregen 19.000 belastingbetalers ten onrechte geld terug, het jaar ervoor 25.000.
 Het bedrag van 40,5 miljoen euro was door een interne fout aanvankelijk vastgesteld op slechts 8,1 miljoen euro.

De terugbetalingen door de fiscus gaan relatief vaak fout als mensen geen rekeningnummer voor de terugstorting opgeven. De Belastingdienst gebruikt dan als service de laatst bekende rekening. Dat kan het verkeerde zijn. Belastingbetalers die er totaal niet op rekenen, krijgen dan een tijdelijke meevaller.

Want als de fiscus het geld op een rekeningnummer stort dat niet door de belastingbetaler is opgegeven, dan moet de dienst de juiste particulier of ondernemer alsnog uitbetalen op het goede nummer én het geld van het foute adres terughalen. „Dat doen we natuurlijk”, aldus de zegsman.

Btw uit het buitenland terugvragen eenvoudiger voor ondernemers

Voor veel ondernemers wordt het makkelijker om btw terug te vragen die in rekening is gebracht in een andere Europese lidstaat. Vanaf 1 januari 2010 kunnen zij deze btw terugvragen via de Nederlandse Belastingdienst.

Voor veel ondernemers wordt het makkelijker om btw terug te vragen die in rekening is gebracht in een andere Europese lidstaat. Vanaf 1 januari 2010 kunnen zij deze btw terugvragen via de Nederlandse Belastingdienst. Ook hoeven ondernemers die grensoverschrijdende diensten aan andere ondernemers verrichten doorgaans geen btw meer te factureren. Btw-fraude wordt aan de hand van nieuwe regels scherper aangepakt.

Op voorstel van staatssecretaris De Jager van Financiën heeft de ministerraad ingestemd met een wijziging van de Wet op de omzetbelasting. Hierdoor hoeven ondernemers voor het doen van een verzoek om teruggaaf vanaf 1 januari 2010 niet meer in contact te treden met buitenlandse belastingdiensten en wordt er sneller uitbetaald. Buitenlandse belastingdiensten moeten rente vergoeden als ze de gestelde termijn niet halen.

 

Vanaf 2010 wordt de omzetbelasting veelal geheven op de plaats waar de afnemende ondernemer is gevestigd. Hierdoor hoeft er doorgaans geen buitenlandse btw op de factuur in rekening gebracht te worden. Deze ondernemers dienen periodiek een overzicht bij de Belastingdienst in van diensten die zij hebben verricht aan buitenlandse ondernemers. Zij kunnen er zelf voor kiezen dit maandelijks of eenmaal per kwartaal te doen. Ondernemers die meer dan € 100.000 per kwartaal aan goederen aan andere lidstaten leveren, moeten per maand een opgave verstrekken. Hiermee wordt btw-fraude tegengegaan. De wetswijziging vloeit voort uit afspraken die de Europese ministers van Financiën maakten in het zogenaamde btw-pakket en de frauderichtlijn. De richtlijnen verschenen begin 2008 en begin 2009.

Belastingdienst beboet fraude met leaseauto’s

De Belastingdienst heeft in 2008 met behulp van flitspalen boetes uitgedeeld voor fraude met leaseauto’s. Dit heeft 10 miljoen euro extra opgeleverd.

De Belastingdienst heeft in 2008 met behulp van flitspalen boetes uitgedeeld voor fraude met leaseauto’s. Dit heeft 10 miljoen euro extra opgeleverd.

 
De geflitste automobilisten hadden aan de fiscus opgegeven niet privé met de leaseauto te rijden, maar werden daar toch op betrapt. ‘De controles zijn slimmer geworden’, zegt een woordvoerder van de fiscus. Bij 40 procent van de gecontroleerde auto’s constateerde de Belastingdienst fraude.
Nog strenger
Staatssecretaris Jan Kees de Jager is tevreden over de nieuwe cijfers. ‘Ze bewijzen dat de Belastingdienst de controles heeft opgevoerd. Daarom gaan we op deze weg verder en nog strenger controleren.’
 

 

 

Bron: Zibb

Management fee geen basis voor fictief loon

In principe wordt het fictief loon van een dga die enig werknemer is van zijn bv en waarbij de opbrengsten van de bv geheel te danken zijn aan zijn werkzaamheden, bepaald aan de hand van de opbrengsten van de bv. In een zaak voor Hof Den Haag kwam een uitzondering op deze regel aan de orde.

Een dga was enig werknemer van een bv en bezat tevens alle aandelen. Hij werkte voornamelijk voor een dochter van deze bv.

 

In principe wordt het fictief loon van een dga die enig werknemer is van zijn bv en waarbij de opbrengsten van de bv geheel te danken zijn aan zijn werkzaamheden, bepaald aan de hand van de opbrengsten van de bv. In een zaak voor Hof Den Haag kwam een uitzondering op deze regel aan de orde.


Casus

Een dga was enig werknemer van een bv en bezat tevens alle aandelen. Zijn werkzaamheden voor de bv bestonden voornamelijk uit werkzaamheden voor een dochter van deze bv.

Zijn bv ontving daarvoor een managementvergoeding van € 12.000 per jaar. De inspecteur stelde het gebruikelijk loon van de dga over 2002 vast op € 17.329. De dga vond dit te hoog en procedeerde door tot aan het hof. Net als de rechtbank benadrukte het hof dat het fictief loon in het algemeen kan worden bepaald aan de hand van het salaris dat andere werknemers met soortgelijke dienstbetrekkingen verdienen. Echter in een situatie als in deze zaak, waarin de opbrengsten van de bv (nagenoeg) geheel voortvloeien uit de door de dga verrichte arbeid, is het ook mogelijk het fictief loon te berekenen op basis van de opbrengsten van de bv, verminderd met de kosten, lasten en afschrijvingen.

Maatstaf
In deze zaak bestond het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening van de bv echter voor 85% uit huuropbrengsten waarvan het beheer volledig werd uitbesteed. De dga had hier dus geen enkele bemoeienis mee. Hierdoor konden de opbrengsten van de bv geen goede maatstaf vormen voor de bepaling van de hoogte van het fictief loon van de dga, aldus het hof. Het hof zag ook geen reden om de hoogte van het fictief loon te bepalen aan de hand van de managementvergoeding verminderd met een kostenaftrek. De dga had namelijk niet inzichtelijk gemaakt op welke manier die vergoeding was bepaald. Zo was het onduidelijk of de hoogte daarvan was bepaald aan de hand van het aantal door de dga te werken uren en of het uurloon marktconform was vastgesteld. Het fictief loon werd dan ook niet lager dan € 17.329 vastgesteld.
Bron:
• Hof Den Haag, 8 juli 2008, nr. 07/00015