Geen bestuurdersaansprakelijkheid als betalingsproblemen ontvanger bekend zijn

Als een rechtspersoon zoals een bv bepaalde belastingen (waaronder de loonbelasting en de omzetbelasting) niet meer kan betalen, dan is die vennootschap verplicht dat direct aan de ontvanger van de belastingdienst te melden. De meldingsplicht vervalt echter vanaf het moment dat de ontvanger van de betalingsonmacht op de hoogte komt.

Als een rechtspersoon zoals een bv bepaalde belastingen (waaronder de loonbelasting en de omzetbelasting) niet meer kan betalen, dan is die vennootschap verplicht dat direct aan de ontvanger van de belastingdienst te melden. De meldingsplicht vervalt echter vanaf het moment dat de ontvanger van de betalingsonmacht op de hoogte komt. Elk van de bestuurders van de vennootschap is bevoegd om namens die vennootschap aan die verplichting te voldoen. Na het hebben voldaan aan de meldingsplicht van betalingsonmacht kan een bestuurder alleen nog aansprakelijk worden gesteld voor de onbetaald gebleven belastingschulden van de vennootschap voor zover de betalingsonmacht voortvloeit uit aan de bestuurder te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. De bewijslast hiervoor ligt bij de ontvanger. Hof Den Haag heeft onlangs geoordeeld dat twee bestuurders van in financiële moeilijkheden geraakte bv de betalingsonmacht niet meer hoefde te melden, omdat de ontvanger vanwege herhaaldelijk verzonden aanmaningen, dwangbevelen en faxverkeer over en weer op de hoogte was van betalingsproblemen van de bv. Het hof was verder van mening dat de ontvanger niet aannemelijk had gemaakt dat sprake was geweest van onbehoorlijk bestuur van de bestuurders en vernietigde de aansprakelijkstelling.

 

Volledig bericht

Een bestuurder van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam zoals een bv kan onder omstandigheden aansprakelijk worden gesteld voor bepaalde belastingen (waaronder loonbelasting en omzetbelasting) en premies sociale verzekeringen die het door hem bestuurde lichaam is verschuldigd maar welke niet is betaald. Vervolgens zijn er twee mogelijkheden:

  1. Het lichaam heeft de plicht om tijdig melding te doen van betalingsonmacht. Ieder van de bestuurders van het lichaam is bevoegd om namens het lichaam aan deze verplichting te voldoen. Indien de betalingsonmacht correct en tijdig is gemeld, kan de bestuurder slechts nog aansprakelijk worden gesteld als sprake is van hem te wijten ‘kennelijk onbehoorlijk bestuur’. De ontvanger van de belastingdienst moet dit dan aannemelijk zien te maken. De aansprakelijkheid werkt terug tot drie jaren voorafgaande aan het tijdstip van de melding.
    De meldingsplicht vervalt vanaf het moment dat de ontvanger van de betalingsonmacht op de hoogte komt, zo is door de Hoge Raad in een arrest uit 1994 beslist.
  2. Het lichaam heeft geen (juiste) melding van betalingsonmacht gedaan. In dat geval is elk van de bestuurders aansprakelijk en wordt vermoed dat de niet betaling aan de bestuurder(s) is te wijten. Ook hier geldt een aansprakelijkheid voor een periode van drie jaar die aanvangt op het tijdstip waarop het lichaam in gebreke is met de meldingsplicht. De bestuurder heeft echter de mogelijkheid om aannemelijk te maken dat het niet aan hem is te wijten dat het lichaam niet aan zijn meldingsplicht heeft voldaan.

Hof Den Haag heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of een (middellijk) bestuurder van een bv en een houdstervennootschap als medebestuurder terecht aansprakelijk waren gesteld voor door die bv onbetaald gelaten (naheffings)aanslagen loonbelasting en omzetbelasting in de periode van januari tot en met november 2005. De bv had geconstateerd dat in de loop van 2004 de kosten sneller toenamen dan de omzet en dat deze uiteindelijk groter werden dan de omzet. De bv was vervolgens in de tweede helft van 2004 overgegaan tot kostensanering die met name betrekking hadden op de personeelskosten. Op 23 mei 2005 zond de (middellijk) bestuurder van de bv een fax aan de ontvanger met de mededeling dat een derde belangstelling had voor de activa van de bv en dat de bv met de opbrengsten daarvan de belastingschulden wilde voldoen. Het resterende openstaande bedrag zou binnen een maand worden voldaan. De bestuurder zond de ontvanger daarvoor een aantal kopiefacturen als onderpand. De ontvanger zond kort daarna een fax terug dat hij onder voorwaarden akkoord ging met het aanbod en dat hij bereid was het gelegde beslag op de roerende zaken van de bv op te heffen.
 
In januari 2006 ging de bv failliet. Op 18 mei 2006 stelde de ontvanger de (middellijk) bestuurder en de houdstervennootschap als bestuurders hoofdelijk aansprakelijk voor de onbetaalde gebleven (naheffings)aanslagen, omdat de bv niet aan haar meldingsplicht had voldaan. De bestuurders stelden dat de aansprakelijkstelling onterecht was en maakten daartegen vergeefs bezwaar. Ook Rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de bestuurders ongegrond. De bestuurders stelden daarop hoger beroep in bij Hof Den Haag.
 
Het hof stelde vast dat de bestuurders de betalingsonmacht van de bv niet hadden gemeld. Het hof wees vervolgens op twee arresten van de Hoge Raad. Daarin had de Hoge Raad aangegeven, dat de melding ook op andere wijze dan schriftelijk kan worden gedaan en dat de meldingsplicht vervalt wanneer de ontvanger op andere wijze op de hoogte komt van de betalingsonmacht van de belastingplichtige.
 
Uit de feiten van het onderhavige geval leidde het hof af dat de ontvanger op de hoogte moest zijn geweest van de betalingsonmacht van de bv. Het hof leidde dit af uit de niet succesvolle invorderingsmaatregelen van de ontvanger in de vorm van aanmaningen en dwangbevelen en het faxverkeer tussen de (middellijk) bestuurder en de ontvanger. Het hof achtte het verder erg waarschijnlijk dat naast het faxverkeer meer schriftelijke contacten zouden zijn geweest over de betaling en/of afwikkeling van de verschuldigde belasting. Dit moet het beeld van de ontvanger over de slechte financiële positie van de bv en de daaruit voortvloeiende betalingsonmacht hebben gesterkt.

Op grond van deze omstandigheden verviel de meldingsplicht van betalingsonmacht en kon de ontvanger alleen nog met succes de (middellijk) bestuurder en de houdstervennootschap als bestuurders aansprakelijk stellen, als hij aannemelijk wist te maken dat het onbetaald blijven van de belastingschulden het gevolg zou zijn van onbehoorlijk bestuur van beide bestuurders. Het hof vond dat de ontvanger daarin niet was geslaagd en vernietigde daarop de beschikking aansprakelijkstelling.
 
Bron: Hof Den Haag, 16-6-2009, nr. 08/00276 (gepubliceerd 16-7-2009).

Rechter: aanvragen VAR ook mogelijk voor buitenlandse belastingplichtigen

Rechtbank Breda heeft onlangs beslist dat buitenlandse belastingplichtigen ook een verklaring arbeidsrelatie (VAR) bij de Belastingdienst kunnen aanvragen.

Rechtbank Breda heeft onlangs beslist dat buitenlandse belastingplichtigen ook een verklaring arbeidsrelatie (VAR) bij de Belastingdienst kunnen aanvragen. De VAR is met name bedoeld om aan opdrachtgevers duidelijkheid te geven of zij over de vergoeding aan de opdrachtnemer loonbelasting/premie volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen moeten inhouden en afdragen.

De rechtbank gaf daarbij wel aan dat door middel van de VAR formeel geen uitspraak wordt gedaan over de vraag of de heffing over de inkomsten van de aanvrager moet worden toegerekend aan het buitenland of aan Nederland.

 

De procedure betrof een in België woonachtige ziekenverzorgster van wie alle klanten in Nederland woonden. De ziekenverzorgster vroeg voor 2009 een VAR-winst aan. Voor 2008 beschikte zij ook over een VAR-winst en er waren geen wijzigingen ten opzichte van het jaar 2008 opgetreden. De ziekenverzorgster huurde in 2008 in het huis van haar schoonmoeder in Nederland een kamer waarin zij een deel van de administratieve werkzaamheden verrichtte en die ook als uitvalsbasis fungeerde om haar klanten te bezoeken. De Belastingdienst weigerde echter om een VAR af te geven. Reden hiervoor was dat de kamer in Nederland niet als vaste inrichting zou kwalificeren, zodat de ziekenverzorgster geen in Nederland te belasten winst behaalde. De zaak kwam voor Rechtbank Breda. De rechtbank verklaarde het beroep van de ziekenverzorgster gegrond en droeg de inspecteur op om alsnog een VAR voor 2009 af te geven.

 

Volledige bericht PwC Belastingnieuws: klik hier.>>

30%-regeling vervalt bij meer dan drie maanden tussen twee banen

Voor werknemers uit het buitenland die beschikken over expertise die in Nederland schaars is, geldt de 30-procentsregeling: de werkgever mag 30 procent van het brutoloon belastingvrij uitbetalen.

Voor werknemers uit het buitenland die beschikken over expertise die in Nederland schaars is, geldt de 30-procentsregeling: de werkgever mag 30 procent van het brutoloon belastingvrij uitbetalen. De regeling kan doorlopen als de werknemer een andere werkgever krijgt. Dat is geen automatisme; de nieuwe werkgever moet er wel om vragen. Als de werknemer er meer dan drie maanden over doet om een nieuwe baan te vinden, vervalt de regeling in elk geval.
Dat deze bepaling geen dode letter is, bewijst een uitspraak van de rechtbank te Breda van 29 juli 2009. De betrokken werknemer was een arts. In 2007 verkaste ze van het ene ziekenhuis naar het andere, maar in de tussentijd was ze wel meer dan drie maanden zonder baan. De rechtbank wees op de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting, waarin de 30-procentsregeling is opgenomen. Daar wordt geconstateerd dat een werknemer die er langer dan drie maanden over doet om een nieuwe baan te vinden, kennelijk toch niet over schaarse deskundigheid beschikt.

Eén dataset: jaarrekening, fiscale aangifte en bank

De eerste pilots van de Verkorte Winstaangifte (vWia), georganiseerd door het Nederlands Taxonomie Project (NTP), zijn in april van start gegaan. Het doel is om te kunnen bepalen welke software-aanpassingen noodzakelijk zijn om de verkorte Vpb-rapportage en communicatie met de OverheidTransactiePoort (OTP) mogelijk te maken.

Koplopers in accountancy zijn die kantoren die hun ICT en back office goed op orde hebben. Zij volgen de ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving op de voet. Standaardisatie, harmonisatie en Horizontaal toezicht vereenvoudigen administratieve taken en bieden ruimte voor ander werk.

De eerste pilots van de Verkorte Winstaangifte (vWia), georganiseerd door het Nederlands Taxonomie Project (NTP), zijn in april van start gegaan. Het doel is om te kunnen bepalen welke software-aanpassingen noodzakelijk zijn om de verkorte Vpb-rapportage en communicatie met de OverheidTransactiePoort (OTP) mogelijk te maken. Nog voor de officiële start van de pilot heeft NOAB-kantoor Hoornwijck Groep aangetoond dat er geen technische belemmeringen zijn. De komende twee jaar moet er ook met volumes getest gaan worden. Vandaar de testperiode van twee jaar. Op dit moment lopen er desondanks nog maar weinig accountantskantoren warm voor de verkorte Winstaangifte.

 

Convenanten en Horizontaal ­toezicht

Steeds meer accountantskantoren en ­ondernemers sluiten convenanten voor Horizontaal toezicht. Deze vorm van ­accreditatie van administratie- en accountantskantoren wordt dan ook als een keurmerk gezien. Dit is goed voor het vertrouwen. Het gaat zelfs zo ver dat interne rekenregels en voorwaardes van de Belastingdienst ook voor convenantpartijen beschikbaar komen. Zo’n vorm van transparantie leidt tot wederzijds vertrouwen en vormt zo de basis voor keten­integratie. Uitgaan van vertrouwen is voor veel fiscalisten een nieuw fenomeen. De fiscale afdelingen op kantoren gaan werken met uniforme dossiervorming en op kwaliteit gerichte, cliëntspecifieke werkprogramma’s. Net zoals dat al jaren geldt voor de samenstel- en controlepraktijk van accountantskantoren. Het werken met ­uniforme en eenduidige tools bevordert efficiency. Met behulp van XBRL is dat mogelijk. Dan werken zowel de samenstel- en controlepraktijk enerzijds en de fiscale praktijk anderzijds met dezelfde gegevens, met dezelfde herkomst. Daardoor is en blijft er maar ‘één versie van de waarheid.’ Bijkomend voordeel is dat de samenstelmedewerkers en fiscale medewerkers steeds meer elkaars werkzaamheden kunnen ondersteunen. Dat is ­ketenintegratie en slimmer werken.

 

De ondernemer profiteert hiervan door betere en snellere dienstverlening. Daarmee profiteert ook het alerte administratie- en accountantskantoor. ‘Bij PwC ­steken we bij Horizontaal toezicht in op kennis, ervaring en efficiency, waarbij eenduidige brondata, aansluiting via brugstaten en geautomatiseerde dossiervorming over alle disciplines wordt toegepast’, zegt Luuk van Harrewijnen, partner Tax Management & Accounting Services bij PricewaterhouseCoopers Accountants. ‘De efficiency verkrijgen we daarnaast door cliëntgerichte werkprogramma’s toe te passen. Waardoor ­uniformiteit, volledigheid en dossier­vorming geborgd zijn.’ Een goede interne automatisering voor zowel de samenstelpraktijk als de fiscale praktijk biedt accountantskantoren efficiency, inzicht, transparantie, een audittrail en uniforme dossiervorming. Dat veroorzaakt minder fouten en een lagere kostprijs. Zowel de samenstelpraktijk als de fiscale praktijk kunnen met dezelfde data en gereedschap werken, terwijl beide beroepsgroepen nog steeds hun eigen vak uitoefenen (indien nodig).

 

Harmonisatie fiscale jaarrekening

De harmonisatie van de fiscale en de ­bedrijfseconomische jaarrekening biedt kleinere BV’s zeker voordelen. Wanneer dankzij uniforme, gecertificeerde coderingen uit de financiële administratie de saldi ten behoeve van de jaarrekening en fiscale applicatie te destilleren zijn, dan volstaat een controle van de onderliggende mutaties op de juiste grootboekrekening. Dit is in de regel al gedaan door de samenstelafdeling. De vakliteratuur staat het laatste jaar vol met artikelen over de ­kansen, voordelen en nadelen. Er is altijd de keuze om zowel commercieel als fiscaal te rapporteren. Software die beide keuzes volledig kan ondersteunen biedt de accountant de mogelijkheid te bepalen wat het beste is voor zijn cliënt.

 

Banken

De banken zeggen dat ze in de toekomst alleen de fiscale cijfers willen hebben voor onderbouwing voor het aanvragen van een lening. Ook hier komen de convenanten weer van pas. Aangevuld met extra zekerheden, zoals een vaste activa- administratie op de WOZ-waarde en een specificatie op het gebied van leningen. Het is denkbaar dat niet alle gegevens uit één bron (financiële administratie) zullen komen.

In dat geval zal de database, met werkprogramma’s voor Horizontaal toezicht en de fiscale jaarrekeningen, aangevuld moeten worden met deze extra gegevens die de bank wil hebben om haar kredietrisico’s in te kunnen schatten. Daarvoor zijn er ook geautomatiseerde rapportages mogelijk. Daarbij gaat het o.a. om de specificatie van leningen, debiteuren, crediteuren en vaste activa. Deze extra ­gegevens zijn prima te importeren.

 

Verkorte Vpb-aangifte

Softwareleveranciers kunnen de pilot VpB gebruiken om te onderzoeken waar en hoe er kostenbesparingen en efficiencyvoordelen in de werkzaamheden te bereiken zijn. Misschien is het zelfs mogelijk om de verkorte winstaangifte als eenvoudiger uitvoering in de VpB-applicatie te realiseren. In specifieke cliëntsituaties, al of niet na overleg met de inspecteur en de cliënt, kan er besloten worden om geen gebruik te maken van de verkorte winstaangifte. Het is dan

wel wenselijk dat 100% van de al ­ingevoerde gegevens alsnog te gebruiken is voor de reguliere winstaangifte. Flexibiliteit tot het laatste moment is ­belangrijk.

 

Vpb-berekening

Een extra voordeel zit in de controle. Wanneer de accountant en de fiscalist uitgaan van dezelfde dataset, dan kunnen beiden een seintje krijgen wanneer de aangifte is ingediend bij de Belastingdienst en bepaalde correcties niet meer zijn toegestaan. Dat biedt het voordeel van één database met alle relevante gegevens waar eenieder (gebruiker en/of applicatie) zijn informatie uit ophaalt, maar ook de wijzigingen en aanvullingen in terugschrijft. Daardoor is tijdigheid, volledigheid en juistheid van de gegevens geborgd, zowel voor interne gebruikers binnen het kantoor, cliënten als externe partijen.

Pieter Lakeman voorzitter Stichting Hypotheekleed

Pieter Lakeman, voorzitter van de Stichting Onderzoek Bedrijfsinformatie (SOBI), de luis in de pels van onder andere Deloitte en Ahold, wordt voorzitter van Stichting Hypotheekleed.

Pieter Lakeman, voorzitter van de Stichting Onderzoek Bedrijfsinformatie (SOBI), de luis in de pels van onder andere Deloitte en Ahold, wordt voorzitter van Stichting Hypotheekleed. Hypotheekleed heeft een massaclaim in voorbereiding tegen DSB Bank.
Inmiddels hebben zich bij de stichting circa 1.000 gedupeerden aangemeld. De organisatie behartigt de belangen van mensen met probleemhypotheken. DSB Bank zou mensen onder verkeerde voorwaarden te hoge hypotheken hebben verstrekt. Lakeman begeleidde onder meer de spraakmakende massaclaim namens gedupeerde Ahold-aandeelhouders.