Bijtelling alleen bij terbeschikkingstelling auto

Voor de toepassing van de bijtelling voor het privégebruik van de bedrijfsauto moet de auto ter beschikking zijn gesteld aan de werknemer voor privégebruik. Is de auto niet ter beschikking gesteld, dan kan die auto ook niet voor privédoeleinden worden gebruikt en hoeft men de bijtelling ook niet toe te passen.

Voor de toepassing van de bijtelling voor het privégebruik van de bedrijfsauto moet de auto ter beschikking zijn gesteld aan de werknemer voor privégebruik. Is de auto niet ter beschikking gesteld, dan kan die auto ook niet voor privédoeleinden worden gebruikt en hoeft men de bijtelling ook niet toe te passen.

 Als een bedrijf aannemelijk kan maken dat het personeel de bedrijfsauto alleen voor de uitoefening van hun werkzaamheden mag gebruiken is er geen sprake van terbeschikkingstelling van de auto. Dit kan bijvoorbeeld door een rittenadministratie te overleggen. Maar ook geloofwaardige verklaringen kunnen soms voldoende zijn. Zo vond Rechtbank Breda dat de directeur en de (ex-)werknemers van een bedrijf overtuigend hadden verklaard dat zij de bedrijfsauto’s uitsluitend voor hun werk mochten gebruiken. Deze verklaringen waren bovendien in lijn met de verklaringen van het bedrijf. Volgens het hof had het bedrijf de auto’s dus niet ter beschikking gesteld aan het personeel, laat staan voor privégebruik. Nu de fiscus het tegendeel niet kon bewijzen, was de naheffingsaanslag en boete voor het privégebruik van de auto’s ten onrechte opgelegd.

Meer informatie: Rechtbank Breda, 19 december 2012 (gepubliceerd 20 februari 2013), LJN: BZ1610

Verbod privégebruik auto alleen is niet voldoende

De bestuurders van een bv moeten controle uitoefenen op het privégebruik dat werknemers van de auto van de zaak maken. Doe zij dat niet (voldoende) dan volgt een naheffingsaanslag.

De bestuurders van een bv moeten controle uitoefenen op het privégebruik dat werknemers van de auto van de zaak maken. Doe zij dat niet (voldoende) dan volgt een naheffingsaanslag.

Een echtpaar bestuurt samen een bv. Deze bv heeft 25% van de aandelen in een werk-bv. Van 14 januari 2005 tot en met 24 januari 2007 was het echtpaar ook bestuurder van die werk-bv. Op 24 januari 2007 hebben zij hun aandelen in de werk-bv verkocht aan de medeaandeelhouders.

In 2006 heeft de bv aan diverse werknemers een auto van de zaak ter beschikking gesteld. Voor de meeste auto’s is geen bijtelling voor privégebruik in het loon opgenomen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat het niet aannemelijk is dat de medewerkers niet privé met de auto’s hebben gereden. Er volgen naheffingsaanslagen LB en OB voor de werk-bv over de jaren 2006 tot en met 2009. De werk-bv wordt op 5 oktober 2010 failliet verklaard en heeft geen melding van betalingsonmacht gedaan. Op grond van de invorderingswet stelt de inspecteur vervolgens de voormalige bestuurders van de werk-bv voor een deel van de naheffingsaanslagen aansprakelijk.

In beroep bij de rechtbank is het de vraag of de bestuurders terecht hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld en of zij voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er geen privégebruik van de auto’s is gemaakt. Vaststaat dat er geen kilometeradministratie is bijgehouden. Volgens de bestuurders was in de arbeidsovereenkomst met de werknemers een verbod op privégebruik opgenomen. Uit de gegevens van de inspecteur blijkt echter dat de werknemers zich daar niet aan hebben gehouden, omdat er op zaterdagen en verlofdagen van een werknemer verkeersovertredingen zijn begaan. Vraag is dan ook of de bestuurders voldoende toezicht op de nalevering van het verbod hebben gehouden en of passende sancties zijn opgelegd. Bij de controle zijn geen schriftelijke stukken aangetroffen waaruit blijkt dat er controles zijn uitgevoerd op de naleving van het verbod. Het argument dat de sociale controle groot was, dat periodiek kilometerstanden en de gegevens van verkeersboetes werden gecontroleerd en dat de garage de opdracht had extreme kilometerstanden te melden, kunnen de bestuurders echter niet onderbouwen. Daar er geen privégebruik was, was het ook niet nodig om sancties op te leggen aan de werknemers, zo stelt hij.

Volgens de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat de bestuurders niet voldoende controle hebben uitgeoefend. De bijtelling privégebruik is daarom van toepassing, zodat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. De omzetbelasting volgt de vaststellingen in de loonbelasting.