Bijna 70% van Nederlandse oldtimers getroffen door belastingmaatregelen

De regels voor vrijstelling van wegenbelasting voor oldtimers worden aangepast. Vanaf volgend jaar moeten eigenaren van oldtimers jonger dan 40 jaar op LPG of diesel ook wegenbelasting gaan betalen. Voor auto’s op benzine wordt de pijn wat verzacht doordat zij gebruik kunnen maken van de ‘kwartregeling’.

De regels voor vrijstelling van wegenbelasting voor oldtimers worden aangepast. Vanaf volgend jaar moeten eigenaren van oldtimers jonger dan 40 jaar op LPG of diesel ook wegenbelasting gaan betalen. Voor auto’s op benzine wordt de pijn wat verzacht doordat zij gebruik kunnen maken van de ‘kwartregeling’. VWE zocht uit hoeveel en welke oldtimers hierdoor getroffen worden.

In Nederland worden auto’s van 25 jaar en ouder oldtimers genoemd. Hiervan rijden er in totaal nog 260.103 in Nederland rond. Daaronder zijn 119.122 (45,8% van alle oldtimers) benzineauto’s op 1 januari 2014 jonger dan 40 jaar; eigenaren van deze auto’s moeten vanaf dan minimaal het kwarttarief betalen. Veel zwaarder getroffen worden de eigenaren van de 62.781 Nederlandse oldtimers jonger dan 40 jaar op diesel of LPG (24,1% van alle oldtimers). Dit betekent dat in totaal maar liefst 70% van alle oldtimers wordt getroffen door de nieuwe regels.
Meeste slachtoffers onder Mercedes-Benzrijders
Van de oldtimers waarover vanaf 2014 belasting betaald moet worden, is maar liefst één op de vier een Mercedes-Benz (ruim 47.000 oldtimers). Daarna volgt Volkswagen op afstand met zo’n 27.500 oldtimers. De tien meest voorkomende modellen die slachtoffer zijn van de belastingmaatregelen staan in onderstaand schema weergegeven.
Diesel en LPG even populair
Het grootste deel van de Nederlandse oldtimers (69%) rijdt op benzine. Diesel en LPG zijn vrijwel even populair. Een overzicht van alle Nederlandse personenauto’s van 25 jaar en ouder naar brandstofsoort:
N.B. Alle genoemde cijfers hebben uitsluitend betrekking op personenauto’s.

Kabinet maakt einde aan afdrachtvermindering onderwijs

De fiscale regeling om bedrijven die leerwerkplekken aanbieden te compenseren wordt vervangen door gerichte subsidies. Hiermee maken minister Bussemaker en staatssecretaris Weekers een einde aan de zogeheten afdrachtvermindering onderwijs, zonder het oogmerk van die regeling te wijzigen – een financiële stimulans voor bedrijven die leerwerkplaatsen aanbieden.

Met vervanging van de afdrachtvermindering onderwijs komt een einde aan een regeling die onbeheersbaar bleek. De afgelopen vijf jaar verdubbelden de uitgaven van pakweg €200 miljoen naar circa €400 miljoen, onder andere door oneigenlijk gebruik.

Het belang van een financiële prikkel voor bedrijven die leerwerkplekken aanbieden staat voor het kabinet als een paal boven water. Daarom wordt de afdrachtvermindering onderwijs vervangen door een gerichte subsidieregeling, waarmee ook de route voor oneigenlijk gebruik wordt dichtgeschroeid.

Er blijft budget beschikbaar voor leerwerkplekken voor leerlingen van opleidingen die deze steun het hardst nodig hebben,  zoals de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) in het mbo, en (toekomstige) werknemers waar de meeste maatschappelijke behoefte aan bestaat, zoals studenten, onderzoekers, ontwerpers en promovendi in bepaalde vakgebieden.

Niet meer in aanmerking voor de regeling komen aanbieders van leerwerkplekken voor leerlingen en studenten voor wie al andere regelingen bestaan of die een (aanvullende) leerwerkplek niet nodig hebben, zoals mbo-studenten die een beroepsondersteunende leerweg (bol) volgen, vmbo-leerlingen die een leerwerktraject doen en hbo-studenten die een niet-technische opleiding volgen.

Er is €200 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling, die wordt verdeeld onder de aanvragers. Met de vervanging van de afdrachtvermindering onderwijs voert minister Bussemaker een maatregel uit het regeerakkoord uit.

Omzetbelasting op oninbare vorderingen niet in aangifte terugvragen maar via apart verzoek

Ondernemers die btw aan hun afnemers hebben gefactureerd en deze aan de Belastingdienst hebben betaald, kunnen bij (geheel of gedeeltelijk) niet-betalen van de factuur deze btw van de Belastingdienst terugvragen. De wettelijke regeling vereist dat dit via een apart verzoek gaat en niet via de reguliere btw-aangifte.

Ondernemers die btw aan hun afnemers hebben gefactureerd en deze aan de Belastingdienst hebben betaald, kunnen bij (geheel of gedeeltelijk) niet-betalen van de factuur deze btw van de Belastingdienst terugvragen. De wettelijke regeling vereist dat dit via een apart verzoek gaat en niet via de reguliere btw-aangifte. Hof Amsterdam heeft onlangs in deze zin beslist.

In de onderhavige procedure had de inspecteur aan een vof (een accountants- en belastingadvieskantoor) een naheffingsaanslag met verzuimboete opgelegd over het tijdvak januari 2008, omdat de vof niet alle informatie had verstrekt over de opbouw van de afgetrokken voorbelasting. In de bezwaarfase bleek dat in de voorbelasting een bedrag van € 9.052 aan btw is begrepen die ziet op oninbare vorderingen. De inspecteur liet de naheffing voor dit deel in stand, omdat hij meende dat de vof deze btw via een apart verzoek had moeten terugvragen.   Het Hof wijst de vof er op dat de wettelijke bepaling verplicht tot het indienen van een afzonderlijk verzoek om teruggaaf van btw ter zake van leveringen en diensten die niet is of zal worden betaald. Alleen de btw begrepen in creditnota’s mag op basis van een goedkeuring rechtstreeks op de aangifte in mindering worden gebracht. De verzuimboete bleef eveneens in stand omdat de vof in hoger beroep daartegen geen inhoudelijke grieven had aangevoerd.

Het Hof verklaarde het hoger beroep van de vof ongegrond.
Bron: Hof Amsterdam, 4-4-2013, nr. 12/00096 (gepubliceerd 17-4-2013).