Bestede tijd onbelangrijk bij gebruikelijk loon

De gebruikelijkloonregeling geldt ook voor een directeur-grootaandeelhouder (dga), die maar een beperkte tijd besteedt aan de activiteiten van zijn bv. Het gerechtshof in Den Haag vond de tijdsbesteding niet van belang. Een lager gebruikelijk loon zal de dga aannemelijk moeten maken.

De gebruikelijkloonregeling geldt ook voor een directeur-grootaandeelhouder (dga), die maar een beperkte tijd besteedt aan de activiteiten van zijn bv. Het gerechtshof in Den Haag vond de tijdsbesteding niet van belang. Een lager gebruikelijk loon zal de dga aannemelijk moeten maken.

Een dga die ook werkzaamheden verricht voor de bv waarin hij aandelen heeft, moet voldoen aan de gebruikelijkloonregeling. Het gebruikelijk loon is in 2013 minimaal € 43.000. Een lager gebruikelijk loon opnemen is mogelijk als u aannemelijk kunt maken, dat een lager loon gebruikelijk is. U kunt dit aannemelijk maken door het loon te vergelijken met soortgelijke dienstverbanden, waarbij het aandeelhouderschap geen rol speelt. In deze zaak had de bv helemaal geen gebruikelijk loon gerekend, omdat de dga niet meer dan twee uur besteedde aan zijn werk voor de onderneming.

Soortgelijke dienstverbanden

De inspecteur accepteerde dat echter niet en legde een naheffingsaanslag met boete op. Hij ging daarbij uit van een gebruikelijk loon van € 20.000. De onderneming vond dat niet terecht, want de dga had maar een paar uur besteed aan het werk voor zijn bv. Volgens Gerechtshof Den Haag speelde het aantal gewerkte uren geen rol. Het ging erom of de dga aannemelijk kon maken dat bij soortgelijke dienstverbanden zonder een aanmerkelijk belang een lager loon gebruikelijk gold. De bv kon dat niet aannemelijk maken en dus bleef de naheffingsaanslag in stand.

Gerechtshof Den Haag, 1 februari 2013, LJN: CA1653

Heeft u vragen over de gebruikelijkloonregeling in uw situatie, neem dan contact op met VRS Consultancy.

Kabinet maakt einde aan afdrachtvermindering onderwijs

De fiscale regeling om bedrijven die leerwerkplekken aanbieden te compenseren wordt vervangen door gerichte subsidies. Hiermee maken minister Bussemaker en staatssecretaris Weekers een einde aan de zogeheten afdrachtvermindering onderwijs, zonder het oogmerk van die regeling te wijzigen – een financiële stimulans voor bedrijven die leerwerkplaatsen aanbieden.

Met vervanging van de afdrachtvermindering onderwijs komt een einde aan een regeling die onbeheersbaar bleek. De afgelopen vijf jaar verdubbelden de uitgaven van pakweg €200 miljoen naar circa €400 miljoen, onder andere door oneigenlijk gebruik.

Het belang van een financiële prikkel voor bedrijven die leerwerkplekken aanbieden staat voor het kabinet als een paal boven water. Daarom wordt de afdrachtvermindering onderwijs vervangen door een gerichte subsidieregeling, waarmee ook de route voor oneigenlijk gebruik wordt dichtgeschroeid.

Er blijft budget beschikbaar voor leerwerkplekken voor leerlingen van opleidingen die deze steun het hardst nodig hebben,  zoals de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) in het mbo, en (toekomstige) werknemers waar de meeste maatschappelijke behoefte aan bestaat, zoals studenten, onderzoekers, ontwerpers en promovendi in bepaalde vakgebieden.

Niet meer in aanmerking voor de regeling komen aanbieders van leerwerkplekken voor leerlingen en studenten voor wie al andere regelingen bestaan of die een (aanvullende) leerwerkplek niet nodig hebben, zoals mbo-studenten die een beroepsondersteunende leerweg (bol) volgen, vmbo-leerlingen die een leerwerktraject doen en hbo-studenten die een niet-technische opleiding volgen.

Er is €200 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling, die wordt verdeeld onder de aanvragers. Met de vervanging van de afdrachtvermindering onderwijs voert minister Bussemaker een maatregel uit het regeerakkoord uit.

Bijtelling alleen bij terbeschikkingstelling auto

Voor de toepassing van de bijtelling voor het privégebruik van de bedrijfsauto moet de auto ter beschikking zijn gesteld aan de werknemer voor privégebruik. Is de auto niet ter beschikking gesteld, dan kan die auto ook niet voor privédoeleinden worden gebruikt en hoeft men de bijtelling ook niet toe te passen.

Voor de toepassing van de bijtelling voor het privégebruik van de bedrijfsauto moet de auto ter beschikking zijn gesteld aan de werknemer voor privégebruik. Is de auto niet ter beschikking gesteld, dan kan die auto ook niet voor privédoeleinden worden gebruikt en hoeft men de bijtelling ook niet toe te passen.

 Als een bedrijf aannemelijk kan maken dat het personeel de bedrijfsauto alleen voor de uitoefening van hun werkzaamheden mag gebruiken is er geen sprake van terbeschikkingstelling van de auto. Dit kan bijvoorbeeld door een rittenadministratie te overleggen. Maar ook geloofwaardige verklaringen kunnen soms voldoende zijn. Zo vond Rechtbank Breda dat de directeur en de (ex-)werknemers van een bedrijf overtuigend hadden verklaard dat zij de bedrijfsauto’s uitsluitend voor hun werk mochten gebruiken. Deze verklaringen waren bovendien in lijn met de verklaringen van het bedrijf. Volgens het hof had het bedrijf de auto’s dus niet ter beschikking gesteld aan het personeel, laat staan voor privégebruik. Nu de fiscus het tegendeel niet kon bewijzen, was de naheffingsaanslag en boete voor het privégebruik van de auto’s ten onrechte opgelegd.

Meer informatie: Rechtbank Breda, 19 december 2012 (gepubliceerd 20 februari 2013), LJN: BZ1610

Verbod privégebruik auto alleen is niet voldoende

De bestuurders van een bv moeten controle uitoefenen op het privégebruik dat werknemers van de auto van de zaak maken. Doe zij dat niet (voldoende) dan volgt een naheffingsaanslag.

De bestuurders van een bv moeten controle uitoefenen op het privégebruik dat werknemers van de auto van de zaak maken. Doe zij dat niet (voldoende) dan volgt een naheffingsaanslag.

Een echtpaar bestuurt samen een bv. Deze bv heeft 25% van de aandelen in een werk-bv. Van 14 januari 2005 tot en met 24 januari 2007 was het echtpaar ook bestuurder van die werk-bv. Op 24 januari 2007 hebben zij hun aandelen in de werk-bv verkocht aan de medeaandeelhouders.

In 2006 heeft de bv aan diverse werknemers een auto van de zaak ter beschikking gesteld. Voor de meeste auto’s is geen bijtelling voor privégebruik in het loon opgenomen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat het niet aannemelijk is dat de medewerkers niet privé met de auto’s hebben gereden. Er volgen naheffingsaanslagen LB en OB voor de werk-bv over de jaren 2006 tot en met 2009. De werk-bv wordt op 5 oktober 2010 failliet verklaard en heeft geen melding van betalingsonmacht gedaan. Op grond van de invorderingswet stelt de inspecteur vervolgens de voormalige bestuurders van de werk-bv voor een deel van de naheffingsaanslagen aansprakelijk.

In beroep bij de rechtbank is het de vraag of de bestuurders terecht hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld en of zij voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er geen privégebruik van de auto’s is gemaakt. Vaststaat dat er geen kilometeradministratie is bijgehouden. Volgens de bestuurders was in de arbeidsovereenkomst met de werknemers een verbod op privégebruik opgenomen. Uit de gegevens van de inspecteur blijkt echter dat de werknemers zich daar niet aan hebben gehouden, omdat er op zaterdagen en verlofdagen van een werknemer verkeersovertredingen zijn begaan. Vraag is dan ook of de bestuurders voldoende toezicht op de nalevering van het verbod hebben gehouden en of passende sancties zijn opgelegd. Bij de controle zijn geen schriftelijke stukken aangetroffen waaruit blijkt dat er controles zijn uitgevoerd op de naleving van het verbod. Het argument dat de sociale controle groot was, dat periodiek kilometerstanden en de gegevens van verkeersboetes werden gecontroleerd en dat de garage de opdracht had extreme kilometerstanden te melden, kunnen de bestuurders echter niet onderbouwen. Daar er geen privégebruik was, was het ook niet nodig om sancties op te leggen aan de werknemers, zo stelt hij.

Volgens de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat de bestuurders niet voldoende controle hebben uitgeoefend. De bijtelling privégebruik is daarom van toepassing, zodat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. De omzetbelasting volgt de vaststellingen in de loonbelasting.

 

In 2013 is het gebruikelijk loon DGA € 43.000

Het gebruikelijk loon voor een directeur-grootaandeelhouder (dga) stijgt volgend jaar van € 42.000 naar € 43.000. U moet over dit gebruikelijk loon van de dga loonheffingen berekenen en afdragen.

Het gebruikelijk loon voor een directeur-grootaandeelhouder (dga) stijgt volgend jaar van € 42.000 naar € 43.000. U moet over dit gebruikelijk loon van de dga loonheffingen berekenen en afdragen.

De Belastingdienst maakte onlangs in de Nieuwsbrief Loonheffingen bekend dat het minimumbedrag voor het gebruikelijk loon voor aandeelhouders met een aanmerkelijk belang op € 43.000 komt te liggen. De dga van een bv moet in ieder geval dit gebruikelijk loon genieten. Geniet de dga in werkelijkheid minder salaris dan moet toch over dit gebruikelijk loon loonheffingen worden berekend en afgedragen.

Hoger of lager gebruikelijk loon

Wil een dga een lager loon toepassen voor zijn werkzaamheden, dan moet hij aannemelijk maken dat dit gebruikelijk is bij soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt. Blijkt nu dat juist een hoger loon gebruikelijk is bij soortgelijke dienstbetrekkingen, dan is het gebruikelijk loon het hoogst van de volgende bedragen: 70% van het hogere gebruikelijke loon of het loon van uw meestverdienende werknemer of die van een aan u verbonden vennootschap. Dit loon moet dan wel minstens € 43.000 bedragen.