150 km norm 30%-regeling niet in strijd met EU-recht en mensenrechtenverdragen

30%-regeling, expat, werknemer, ZZP Boekhouder, ZZP Administratiekantoor, Administratiekantoor, Boekhouder, ZZP Administratie, Boekhouder ZZP, Snelstart, freelancer, Boekhouding, Boekhoudkantoor, Boekhouding ZZP, Boekhouder gezocht, Boekhouder gevraagd, Administratiekantoor ZZP, ondernemersvoordeel, kosten boekhouder, boekhouding eenmanszaak, administratie uitbesteden, tarieven administratiekantoor

De sinds 1 januari 2012 geldende 150 km-norm voor ingekomen werknemers (hierna: expats) die opteren voor de 30%-regeling, vormt geen inbreuk op EU-recht en is evenmin in strijd met het gelijkheidsbeginsel onder de mensenrechtenverdragen EVRM en IVBPR. De 150 km-norm houdt dat de 30%-regeling slechts geldt voor expats die gedurende ten minste 16 van de 24 maanden vóór hun uitzending naar Nederland op meer dan 150 km hemelsbreed van de grens van Nederland hebben gewoond. Tot dit oordeel kwam onlangs Rechtbank Breda.

Een expat afkomstig uit Duitsland, stelde dat de 150 km-norm een indirecte discriminatie naar nationaliteit onder het EU-recht is en in strijd is met het gelijkheidsbeginsel onder het EVRM en het IVBPR omdat deze norm voornamelijk inwoners van noordelijk België en westelijk Duitsland treft.

Naar het oordeel van de rechtbank bestaat voor de aanscherping van de 30%-regeling een toereikende objectieve rechtvaardiging, te weten het tegengaan van onbedoeld ruim gebruik. Expats die vlak over de grens wonen, hoeven niet noodzakelijkerwijze te verhuizen; zij zouden ook kunnen reizen tussen woon- en werkplaats. Het indammen van onbedoeld gebruik is naar het oordeel van de rechtbank een legitieme doelstelling van algemeen belang. Bovendien gaat de 150 km-norm als inperkingsmaatregel naar het oordeel van de rechtbank niet verder dan voor het bereiken van de doelstelling noodzakelijk is.

Opmerking

De 30%-regeling is een belastingfaciliteit voor werknemers die zijn aangeworven uit het buitenland en die beschikken over schaarse, specifieke deskundigheid (ingekomen werknemers) en op werknemers die naar het buitenland zijn uitgezonden (uitgezonden werknemers). Met het oog op de extra kosten (o.a. huisvesting) kan aan die werknemers een belastingvrije vergoeding van maximaal 30% van het loon worden uitbetaald.

Bron: Rechtbank Breda, 8-11-2012, nr. 12/2829 (gepubliceerd 23-11-2012).

Meeste werknemers houden meer over

De meeste Nederlandse werknemers houden ondanks de economische crisis maandelijks een hoger nettobedrag over op hun loonstrookje. Werknemers met een modaal inkomen van ongeveer 2.500 euro bruto gaan er het meest op vooruit met 13,42 euro per maand. Dit voordeel neemt vanaf een inkomen van 2.500 tot 3.250 euro langzaam af tot 2,83 euro netto per maand.

De meeste Nederlandse werknemers houden ondanks de economische crisis maandelijks een hoger nettobedrag over op hun loonstrookje.Dat blijkt uit berekeningen van salarisverwerker ADP die maandelijks het loonstrookje van 1,4 miljoen Nederlanders verzorgt. Werknemers met een modaal inkomen van ongeveer 2.500 euro bruto gaan er het meest op vooruit met 13,42 euro per maand. Dit voordeel neemt vanaf een inkomen van 2.500 tot 3.250 euro langzaam af tot 2,83 euro netto per maand. Het vervallen van de spaarloonregeling heeft ook een behoorlijke invloed op het loonstrookje. Het maandelijkse spaarbedrag wordt nu bruto uitbetaald. Oudere werknemers krijgen sowieso te maken met een lager nettoloon dan vorig jaar. Dat heeft onder meer te maken met het wegvallen van de verhoogde arbeidskorting voor werknemers die 58 jaar of ouder zijn. Voor iemand van 59 jaar scheelt dat 8,59 euro netto per maand. Een werknemer van 63 verdient zelfs 50,33 euro minder per maand.

De jaarwisseling is een geschikt moment om van salarisadministrateur te wisselen. Kijk hier wat uw voordeel is als u deze uitbesteedt aan VRS Consultancy.

Op werknemer verhaalde WGA-premie verlaagde de grondslag voor belasting- en premieheffing

De Hoge Raad heeft onlangs in twee arresten beslist dat een op een werknemer verhaalde WGA-premie (WGA = Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten) negatief loon vormt en daardoor de grondslag voor de loonheffing (loonbelasting en premie volksverzekeringen) verlaagt.

Samenvatting

De Hoge Raad heeft onlangs in twee arresten beslist dat een op een werknemer verhaalde WGA-premie (WGA = Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten) negatief loon vormt en daardoor de grondslag voor de loonheffing (loonbelasting en premie volksverzekeringen) verlaagt. De procedures hadden betrekking op de loontijdvakken januari 2007 en maart 2007. Werkgevers zijn sinds de invoering per 1 januari 2006 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wsfv) onder meer een gedifferentieerde premie verschuldigd voor de uitvoering van de WGA. Volgens de Wsfv mogen zij maximaal de helft van de WGA-premie voor de Werkhervattingskas verhalen op de werknemer. De Hoge Raad bevestigt daarmee de uitspraak van Rechtbank Breda waarover wij in 2008 hebben bericht. De procedures van de Hoge Raad hebben alleen nog belang voor werkgevers en werknemers die in de jaren 2006 tot en met 2008 bezwaar hebben gemaakt tegen de afdracht van loonheffingen in de loonaangifte in verband met verhaal van de WGA-premie. Vanaf 1 januari 2009 is namelijk wettelijk bepaald dat de op de werknemer verhaalde WGA-premie in mindering moet worden gebracht op het nettoloon van de werknemer.

Volledig artikel

Werkgevers zijn sinds de invoering van 1 januari 2006 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wsfv) onder meer een gedifferentieerde premie verschuldigd voor de uitvoering van de WGA. Volgens de Wsfv mogen zij maximaal de helft van de WGA-premie (WGA = Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten) voor de Werkhervattingskas verhalen op de werknemer.

De Hoge Raad heeft onlangs in twee procedures uitspraak gedaan over de vraag of een op een werknemer verhaalde WGA-premie  negatief loon vormt en daardoor de grondslag voor de loonheffing (loonbelasting en premie volksverzekeringen) verlaagt. In de onderhavige procedures hadden twee werkgevers in de loontijdvakken januari 2007 en maart 2007 de helft van de WGA-premie op een werknemer verhaald en hadden deze werknemers bezwaar gemaakt tegen de ingehouden loonheffing. Volgens hen was de verhaalde WGA-premie ten onrechte niet op het fiscale loon ingehouden maar op het nettoloon waardoor te veel aan loonheffing zou zijn afgedragen.

Rechtbank Haarlem en

 

 

Rechtbank Breda 

stelden de werknemers in het gelijk. Hof Amsterdam en Hof Den Bosch waren echter een andere mening toegedaan en vernietigden de uitspraken van de rechtbanken. De werknemers stelden daarop beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.De Hoge Raad was van oordeel dat als een werkgever gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot verhaal van de WGA-premie, dan is het gevolg daarvan dat de werknemer op grond van zijn dienstbetrekking een deel van zijn loon aan de werkgever afdraagt als bijdrage in de door de werkgever verschuldigde WGA-premie. In dat geval kwalificeert de afdracht als negatief loon. De Hoge Raad verwees daarbij naar zijn arrest van

  

5 februari 2010.

Dit houdt volgens de Hoge Raad in dat het loon van de werknemers van de loontijdvakken januari 2007 en maart 2007 waarover loonheffing is ingehouden, moet worden verminderd met het bedrag van de op hen verhaalde WGA-premie.

Opmerking


De procedures van de Hoge Raad hebben alleen nog belang voor werkgevers en werknemers die in de jaren 2006 tot en met 2008 bezwaar hebben gemaakt tegen de afdracht van loonheffingen in de loonaangifte in verband met verhaal van de WGA-premie. Vanaf 1 januari 2009 is namelijk wettelijk bepaald dat de op de werknemer verhaalde WGA-premie in mindering moet worden gebracht op het nettoloon van de werknemer. 

Bron: Hoge Raad, 8-4-2011, nrs. 10/00798 en 09/05031.

Rittenregistratie voor bestelauto afgeschaft

De rittenregistratie voor bestelauto’s wordt afgeschaft. Dat schrijft staatssecretaris van Financiën Weekers in antwoord op Kamervragen. In juni komt de staatssecretaris met voorstellen voor een alternatieve regeling, zonder rittenregistratie

De rittenregistratie voor bestelauto’s wordt afgeschaft. Dat schrijft staatssecretaris van Financiën Weekers in antwoord op Kamervragen. In juni komt de staatssecretaris met voorstellen voor een alternatieve regeling, zonder rittenregistratie.

Aanleiding voor de Kamervragen waren publicaties in onder meer De Telegraaf en Het Financieele Dagblad over de ergernis bij vooral kleinere bedrijven over het door werknemers moeten bijhouden van een rittenadministratie om geen bijtelling te krijgen voor privégebruik van een bestelauto.

 Wanneer geen toepassing rittenregistratie?

Staatssecretaris Weekers geeft aan dat er al een aantal mogelijkheden zijn om de rittenregistratie niet toe te hoeven passen.

     

  • Als de bestelauto door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen of er geldt een verbod voor werknemers om privé gebruik te maken van de bestelauto dan wel er sprake is van een bestelauto die buiten werktijd niet gebruikt kan worden, is er geen sprake van bijtelling en hoeft er ook geen rittenregistratie te worden bijgehouden.
  •  

  • Er hoeft ook geen rittenregistratie te worden bijgehouden bij afkoop vanwege doorlopend afwisselend gebruik door verschillende werknemers.
  •  

Autobrief

Deze bijzondere regelingen voor de bestelauto’s bieden niet altijd voldoende soelaas. Weekers gaat dan ook ook de mogelijkheden onderzoeken om te komen tot een regeling voor bestelauto’s waarin een rittenregistratie niet langer noodzakelijk is. Het gaat dan met name om de werknemers die hun bestelauto voor minder dan 500 kilometer privé per jaar gebruiken, maar geen gebruik (kunnen) maken van voornoemde bijzondere regelingen.

Daarbij kijkt de staatssecretaris ook naar de bijtelling voor de bestelauto van de ZZP-er.

In de zogenoemde autobrief die Weekers begin juni aan de Kamer stuurt, legt Weekers een of meer alternatieve regelingen zonder rittenregistratie voor.

Vakantiedagen bij parttime werk

De wet bepaalt dat iedere werknemer recht heeft op een minimumaantal vakantiedagen per jaar. Hiervoor geldt de formule dat de werknemer recht heeft op ten minste vier maal het aantal dagen of uren dat hij per week in dienst is.

Een nieuwe werknemer gaat 28 uur per week werken. Op hoeveel vakantiedagen heeft hij dan minimaal recht?

 

De wet bepaalt dat iedere werknemer recht heeft op een minimumaantal vakantiedagen per jaar. Hiervoor geldt de formule dat de werknemer recht heeft op ten minste vier maal het aantal dagen of uren dat hij per week in dienst is. Het getal dat uit deze berekening komt wordt meestal afgerond op een hele of halve vakantiedag.

De werknemer met een volledige baan komt zo aan een minimum van 4 x 5 = 20 vakantiedagen. Hij heeft, met andere woorden, recht op vier weken vakantie. Bij deeltijdwerk verloopt de opbouw naar rato. Een werknemer die 28 uur in de week werkt heeft recht op 4 x 28 uur = 112 vakantie-uren ofwel veertien vakantiedagen.

Dit komt in de praktijk natuurlijk eveneens neer op vier weken vrij van het werk. De opbouw loopt door zolang de werknemer aanspraak kan maken op loon. Hij bouwt daarom bijvoorbeeld ook vakantiedagen op terwijl hij op vakantie is.

Bron: Personeel! >>