Voor aftrek van scholingsuitgaven is geen inkomensverbetering vereist

De Hoge Raad heeft onlangs beslist dat voor de aftrek van scholingsuitgaven geen inkomensverbetering is vereist. Uit de wetsgeschiedenis maakte de Hoge Raad op dat de wetgever met de regeling van de aftrek voor scholingsuitgaven ‘employability’ heeft willen ondersteunen.

 

Volledig bericht

Kosten die u maakt om nieuwe kennis op te doen of bestaande kennis te verdiepen, zijn onder voorwaarden aftrekbaar als scholingsuitgaven. De uitgaven komen in beginsel voor aftrek in aanmerking als u aan een opleiding bent begonnen met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Als u een opleiding volgt om persoonlijke redenen of om vergroting van de persoonlijke uitrusting, dan bestaat echter geen recht op aftrek. Over de belangrijkste (aanvullende) voorwaarden voor de aftrek van scholingsuitgaven kunt u meer lezen in ons bericht van 6 december 2007.

De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of voor de aftrek van scholingsuitgaven is vereist dat sprake is van inkomensverbetering. Hof Arnhem had namelijk impliciet in deze zin beslist. De procedure betrof een man die in 2001 directeur-grootaandeelhouder was van een BV. Hij volgde sinds 1996 een opleiding tot beroepspiloot. Deze opleiding sloot hij in 2001 met succes af. Daarna volgde hij in 2002 nog twee aanvullende opleidingen. In 2006 volgde hij een opleiding tot vlieginstructeur.  Per 1 augustus 2006 was de man als vlieginstructeur/piloot werkzaam. Zijn onderneming had hij verkocht. In zijn aangifte inkomstenbelasting over 2001 bracht de man de opleidingskosten (na aftrek van een drempel van € 500) als scholingsuitgaven op zijn inkomsten in aftrek. De inspecteur weigerde echter de aftrek. Hij meende dat de uitgaven niet kwalificeerden als scholingsuitgaven, omdat geen sprake zou zijn van een verbetering van de financieel-economische positie van de man. Rechtbank Arnhem stelde de man in het gelijk, maar Hof Arnhem stelde de inspecteur in het gelijk.
 
De Hoge Raad heeft de uitspraak van Hof Arnhem echter vernietigd. Uit de wetsgeschiedenis maakte de Hoge Raad op dat de wetgever met de regeling van de aftrek voor scholingsuitgaven ‘employability’ heeft willen ondersteunen. Dat houdt in dat men zich met onder meer scholing wapent tegen de mogelijkheid van terugval van werkgelegenheid in de branche waarin men werkzaam is. Voor de kwalificatie van opleidingskosten als scholingsuitgaven is vereist, dat men met het volgen van die opleiding een bepaald beroep op het oog heeft en in redelijkheid kan verwachten om dat beroep na voltooiing van de opleiding te kunnen uitoefenen. Dit vereiste staat los van de vraag of men met het volgen van de opleiding een inkomensverbetering nastreeft.
 
De Hoge Raad heeft voorts aangegeven dat gedurende de opleiding of studie moet worden beoordeeld of aan het vereiste is voldaan en niet uitsluitend op het tijdstip van aanvang van de studie of opleiding zoals het hof had geoordeeld.
 
Bron: Hoge Raad, 10-4-2009, 08/00312.

Zzp’ers mogelijke oplossing voor arbeidstekort in de land- en tuinbouw

Vanaf 2000 is in Nederland het aantal zelfstandigen zonder personeel, kortweg zzp’ers, sterk toegenomen. Ook in de land- en tuinbouw komt deze arbeidsvorm steeds vaker voor.

Vanaf 2000 is in Nederland het aantal zelfstandigen zonder personeel, kortweg zzp’ers, sterk toegenomen. Ook in de land- en tuinbouw komt deze arbeidsvorm steeds vaker voor. Zzp’ers kunnen een bijdrage leveren aan de oplossing van het arbeidstekort in de land- en tuinbouw, zo blijkt uit een vandaag verschenen inventariserend onderzoek dat LEI verricht heeft in opdracht van het ministerie van LNV.

Specialisten op deeltaken

In de agrarische sector zijn een aantal specifieke ontwikkelingen gaande die bijdragen aan de opkomst van zzp’ers. Door schaalvergroting is de agrarische ondernemer steeds minder vaktechnisch bezig en richt hij zich meer en meer op het organiseren van werk, op inkoop- en verkoopactiviteiten en op strategieontwikkeling. Dit leidt tot een groeiende vraag naar specialisten op deeltaken. Hierin wordt onder andere voorzien door voormalige agrarische ondernemers die hun bedrijf voortijdig hebben beëindigd. Bijkomend voordeel voor de sector is dat op deze wijze goede vakmensen behouden blijven.

De komende jaren zal het namelijk naar verwachting steeds moeilijker worden in de agrarische sector om aan goed personeel te komen, omdat de krapte op de arbeidsmarkt voor deze beroepscategorie blijvend lijkt en minder jongeren agrarisch onderwijs volgen.

ZZP’ers in de landbouw

Een flink deel van de land- en tuinbouwbedrijven (bijna 30%) besteedt werk uit aan zzp’ers. Dit blijkt uit een enquête onder agrarische ondernemers. Zzp’ers worden vooral ingezet voor gewasverzorging (41%), oogstwerkzaamheden (38%) en dierverzorging (29%). Het aantal zzp-uren varieert sterk per bedrijf: van minder dan 100 uur op ruim 40% van de bedrijven tot 1.000 uur of meer op zo’n 10% van de bedrijven. Daarnaast gaf 14% van de respondenten aan het eigen bedrijf te combineren met zzp-activiteiten daarbuiten.

Betrouwbare gegevens over het aantal actieve zzp’ers in de agrarische sector zijn er niet. Mede op basis van dit onderzoek is het aantal arbeidsjaareenheden – 1 aje komt overeen met 2.000 arbeidsuren per jaar – geschat op circa 3.300 tot 3.500. Vaak gaat het om potentiële bedrijfsopvolgers, bedrijfsbeëindigers en agrariërs met zzp als neventak. Het aantal agrariërs dat naast het eigen bedrijf ook actief is als zzp’er is geschat op 10.000 à 11.000.

Voor- en nadelen

Zzp’ers zijn aantrekkelijk voor agrarische ondernemers vanwege hun flexibele inzet voor productiewerk of specialistische taken, vooral in piektijden of bij een groeisprong,. Ondernemers werken met zzp’ers omdat ze geen financiële risico’s lopen bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en ontslag. Ook ervaren ze minder administratieve lasten en een betere kwaliteit van het geleverde werk door meer betrokkenheid. Een nadeel is dat zzp’ers door hun volle agenda’s soms (te) beperkt inzetbaar zijn.

De belangrijkste motieven voor zzp’ers zijn de vrijheid om zelf werktijden, activiteiten en opdrachtgevers te kiezen en de mogelijkheid om op die manier (extra) inkomsten te verwerven. Als minpunt noemen zij dat het werken voor meerdere opdrachtgevers, al dan niet in combinatie met een eigen bedrijf, soms lastig is.

Zzp’ers kunnen zichzelf onderscheiden door specialistische arbeid waar vaak een hoger tarief voor gerekend kan worden. Zzp is tevens een uitgelezen kans voor jongeren zonder agrarische achtergrond die het werk en het ondernemerschap in de sector ambiëren. Dit vereist wel competenties zoals zelfstandigheid, klantgerichtheid, resultaatgerichtheid en communicatieve vaardigheid.

Risico’s voor de ZZP’er

Agrarische zzp’ers zitten doorgaans goed in het werk en het risico van leegloop beschouwen ze inherent aan deze vorm van werken. Agrarische zzp’ers verwachten door de economische crisis vooral in de bouwwereld minder opdrachten te verwerven, en niet zozeer in de agrarische sector zelf.

Zzp’ers schatten risico’s over het algemeen (te) laag in. Een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid vinden ze te duur en datzelfde geldt voor particuliere pensioenproducten. Agrarische ondernemers met zzp als neventak vallen daarom voor hun pensioen vaak terug op het opgebouwde vermogen binnen het bedrijf.

Over collectieve sociale verzekeringen voor zzp’ers wordt verschillend gedacht. Voorstanders ervan menen dat zij dezelfde rechten moeten hebben als gewone werknemers, tegenstanders vinden de roep om collectieve voorzieningen betuttelend voor het ‘vrije’ beroep. Ook het kabinet ziet geen noodzaak voor collectieve voorzieningen.

Professionalisering gewenst

Werving vindt hoofdzakelijk plaats via mond-tot-mondreclame, met internet en andere media als aanvullende bronnen. Opdrachtgevers zeggen behoefte te hebben aan een goed gevulde database op internet met uitgebreide regionale zoekfuncties en/of bemiddeling.

Momenteel zijn de meeste opdrachten gebaseerd op mondelinge afspraken, wat aanleiding kan geven tot onduidelijkheid en conflicten. Daarnaast vertrouwen opdrachtgevers er te zeer op dat de zzp’er zijn papieren (onder andere de VAR, de Verklaring Arbeidsrelatie) op orde heeft. Verder is er bij zowel opdrachtgevers en zzp’ers nogal wat onbekendheid en onduidelijkheid over regelgeving, met name over de arbowetgeving.

Kortom, een professionaliseringslag is wenselijk. Certificering van zzp’ers en hun vaardigheden kan hieraan bijdragen, bijvoorbeeld via EVC-kwalificering (Eerder Verworven Competenties). Ook agrarische onderwijsinstellingen zouden hun programma’s beter kunnen afstemmen op toekomstige zzp’ers.

Zie voor meer informatie het rapport ZZP’ers in beeld; Een inventarisatie in de agrarische sector op de site van het LEI.

Publicatiedatum: 14-4-2009

Nederlander 26.000 euro armer door crisis

Nederlanders zijn sinds het begin van de financiële crisis gemiddeld 26.000 euro armer geworden. In totaal is dat 325 miljard euro.

Nederlanders zijn sinds het begin van de financiële crisis gemiddeld 26.000 euro armer geworden. In totaal is dat 325 miljard euro. Dat blijkt uit berekeningen van PricewaterhouseCoopers (PwC), die de accountants- en adviesorganisatie maandag heeft bekendgemaakt.

 

 De vermogensdaling komt vooral door de lagere pensioenopbouw, de daling van de huizenprijzen en de daling van de aandelenkoersen. Het vermogensverlies leidt op den duur ook tot minder uitgaven, aldus PwC.

Het vermogen in aandelen, pensioenen en huizenbezit is gezamenlijk met circa 13 procent afgenomen. Dat komt volgens PwC overeen met circa 56 procent van het bruto binnenlands product.

In maart berekende PwC al dat de gemiddelde Brit door de scherp gedaalde aandelenmarkten en de fors lagere huizenprijzen ongeveer 40.000 pond sterling (44.545 euro) armer is geworden dan voor het uitbreken van de crisis.

 

Bron: Financiële Telegraaf

Gouden toekomst voor belastingadviseur

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft bekendgemaakt dat geen enkel land nog op de ‘zwarte lijst’ van de OESO staat. Hiermee komt er een einde aan belastingontduiking, maar niet aan belastingontwijking.

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft bekendgemaakt dat geen enkel land nog op de ‘zwarte lijst’ van de OESO staat. Hiermee komt er een einde aan belastingontduiking, maar niet aan belastingontwijking.

 

Op de OESO lijst stonden landen die onvoldoende meewerkten aan de uitwisseling van fiscale informatie. Nu alle landen die op de zwarte lijst stonden hebben toegezegd de OESO-standaard voor uitwisseling van fiscale informatie in te voeren, is het einde van het bankgeheim in zicht volgens het Haags Juristen College, dat is gespecialiseerd in belastingontwijking voor ondernemers.
 
Misvatting
Hoewel het recht op financiele privacy sterk uitgehold is, lijkt ten onrechte het beeld te ontstaan dat hiermee ook een einde gaat komen aan de mogelijkheden om belasting te ontwijken door gebruik te maken van belastingparadijzen. Dit is een misvatting, die lijkt te worden veroorzaakt doordat velen zich niet bewust zijn van het onderscheid tussen belastingontduiking en belastingontwijking.

Belastingontduiking
Belastingontduiking betekent belasting besparen door de wet te overtreden, bijvoorbeeld door inkomsten te verzwijgen en dit zwarte geld in een land met een bankgeheim te verbergen. Het uithollen van het bankgeheim maakt belastingontduiking inderdaad minder aantrekkelijk. Het succes van deze strategie hangt volledig af van de pakkans, die nu groter zal worden. De belastingontduiker is dus duidelijk slechter af door de ontwikkelingen van de laatste weken.

Belastingontwijking
Belastingontwijking betekent belasting besparen door gebruik te maken van wettelijke mogelijkheden, bijvoorbeeld door rechtspersonen te vestigen in een land met een beter fiscaal klimaat. Voor wie belasting ontwijkt maakt de uitholling van het recht op financiele privacy weinig uit, omdat zijn fiscale oplossing niet gebaseerd is op geheimhouding. Daarom is het voor de belastingontwijker geen probleem als de fiscus alle feiten boven tafel weet te krijgen.

Belastingparadijs
De ontstane misvatting wordt mede veroorzaakt doordat het begrip belastingparadijs vaak ten onrechte wordt gebruikt om landen met een bankgeheim aan te duiden. Veel belastingparadijzen, waaronder Nederland, hebben geen bankgeheim, en veel landen met een bankgeheim zijn geen belastingparadijs. Doordat veel media en politici hun succesvolle strijd tegen het bankgeheim beschrijven als het “aanpakken van belastingparadijzen”, ontstaat de indruk dat belastingparadijzen ten dode zijn opgeschreven, en daarmee dus ook het ontwijken van belasting via structuren in belastingparadijzen.

“Unfair tax competition”
Aangezien de internationale druk die wordt uitgeoefend door de OESO en haar lidstaten zich richt op het bevorderen van de uitwisseling van fiscale informatie, en niet meer op de lage belastingtarieven die sommige landen hanteren, is deze indruk onterecht. De OESO probeerde weliswaar rond de eeuwwisseling om een vuist te maken tegen zogenaamde “unfair tax competition” door landen met lage belastingen, maar staakte deze poging toen bleek dat hier onvoldoende draagvlak voor was. Te veel mensen bleken te vinden dat ieder land het recht heeft zijn eigen belastingtarieven te bepalen, en dus ook lage tarieven vast te stellen.

Gouden toekomst
Aangezien de uitholling van het bankgeheim belastingontduiking minder aantrekkelijk maakt, wordt belastingontwijking juist aantrekkelijker. Daarvan zullen belastingparadijzen profiteren, alsmede de trustkantoren, belastingadviseurs, accountants, bankiers, advocaten en notarissen die hun brood verdienen met het verlenen van diensten aan belastingontwijkers. Daarom gaan deze beroepsgroepen, zowel binnen als buiten belastingparadijzen, een gouden toekomst tegemoet.
 

Bron: ANP

Weer meer werkzoekenden en WW-uitkeringen

Het aantal niet-werkende werkzoekenden (nww) is in maart 2009 met 7.900 (1,7%) gestegen tot 464.200.

Het aantal niet-werkende werkzoekenden (nww) is in maart 2009 met 7.900 (1,7%) gestegen tot 464.200.

 

De stijging was minder sterk dan in de maanden januari en februari. Het aantal werkzoekenden nam meer dan gemiddeld toe onder jongeren tot 25 jaar (+6,6%) en in de leeftijdscategorie 25-35 jaar (+4,2%). Onder 45-plussers bleef het nagenoeg onveranderd. Het aantal nww was in maart 23.200 hoger dan een jaar geleden.
Het aantal lopende WW-uitkeringen nam in maart met 3,6 procent toe tot 198.100. Onder jongeren tot 25 jaar steeg het aantal WW-uitkeringen met 9,9 procent. Vergeleken met een jaar geleden is het aantal WW-uitkeringen voor jongeren bijna verdubbeld.
UWV WERKbedrijf verleende in maart 2.980 ontslagvergunningen, 30 procent meer dan in februari. Werkgevers meldden in de eerste drie maanden van 2009 ruim 20 procent minder vacatures bij het WERKbedrijf dan in dezelfde periode vorig jaar.
Bron en meer informatie:
• UWV WERKbedrijf
• CBS