Omzetbelasting op oninbare vorderingen niet in aangifte terugvragen maar via apart verzoek

Ondernemers die btw aan hun afnemers hebben gefactureerd en deze aan de Belastingdienst hebben betaald, kunnen bij (geheel of gedeeltelijk) niet-betalen van de factuur deze btw van de Belastingdienst terugvragen. De wettelijke regeling vereist dat dit via een apart verzoek gaat en niet via de reguliere btw-aangifte.

Ondernemers die btw aan hun afnemers hebben gefactureerd en deze aan de Belastingdienst hebben betaald, kunnen bij (geheel of gedeeltelijk) niet-betalen van de factuur deze btw van de Belastingdienst terugvragen. De wettelijke regeling vereist dat dit via een apart verzoek gaat en niet via de reguliere btw-aangifte. Hof Amsterdam heeft onlangs in deze zin beslist.

In de onderhavige procedure had de inspecteur aan een vof (een accountants- en belastingadvieskantoor) een naheffingsaanslag met verzuimboete opgelegd over het tijdvak januari 2008, omdat de vof niet alle informatie had verstrekt over de opbouw van de afgetrokken voorbelasting. In de bezwaarfase bleek dat in de voorbelasting een bedrag van € 9.052 aan btw is begrepen die ziet op oninbare vorderingen. De inspecteur liet de naheffing voor dit deel in stand, omdat hij meende dat de vof deze btw via een apart verzoek had moeten terugvragen.   Het Hof wijst de vof er op dat de wettelijke bepaling verplicht tot het indienen van een afzonderlijk verzoek om teruggaaf van btw ter zake van leveringen en diensten die niet is of zal worden betaald. Alleen de btw begrepen in creditnota’s mag op basis van een goedkeuring rechtstreeks op de aangifte in mindering worden gebracht. De verzuimboete bleef eveneens in stand omdat de vof in hoger beroep daartegen geen inhoudelijke grieven had aangevoerd.

Het Hof verklaarde het hoger beroep van de vof ongegrond.
Bron: Hof Amsterdam, 4-4-2013, nr. 12/00096 (gepubliceerd 17-4-2013).

Bijtelling alleen bij terbeschikkingstelling auto

Voor de toepassing van de bijtelling voor het privégebruik van de bedrijfsauto moet de auto ter beschikking zijn gesteld aan de werknemer voor privégebruik. Is de auto niet ter beschikking gesteld, dan kan die auto ook niet voor privédoeleinden worden gebruikt en hoeft men de bijtelling ook niet toe te passen.

Voor de toepassing van de bijtelling voor het privégebruik van de bedrijfsauto moet de auto ter beschikking zijn gesteld aan de werknemer voor privégebruik. Is de auto niet ter beschikking gesteld, dan kan die auto ook niet voor privédoeleinden worden gebruikt en hoeft men de bijtelling ook niet toe te passen.

 Als een bedrijf aannemelijk kan maken dat het personeel de bedrijfsauto alleen voor de uitoefening van hun werkzaamheden mag gebruiken is er geen sprake van terbeschikkingstelling van de auto. Dit kan bijvoorbeeld door een rittenadministratie te overleggen. Maar ook geloofwaardige verklaringen kunnen soms voldoende zijn. Zo vond Rechtbank Breda dat de directeur en de (ex-)werknemers van een bedrijf overtuigend hadden verklaard dat zij de bedrijfsauto’s uitsluitend voor hun werk mochten gebruiken. Deze verklaringen waren bovendien in lijn met de verklaringen van het bedrijf. Volgens het hof had het bedrijf de auto’s dus niet ter beschikking gesteld aan het personeel, laat staan voor privégebruik. Nu de fiscus het tegendeel niet kon bewijzen, was de naheffingsaanslag en boete voor het privégebruik van de auto’s ten onrechte opgelegd.

Meer informatie: Rechtbank Breda, 19 december 2012 (gepubliceerd 20 februari 2013), LJN: BZ1610

Verbod privégebruik auto alleen is niet voldoende

De bestuurders van een bv moeten controle uitoefenen op het privégebruik dat werknemers van de auto van de zaak maken. Doe zij dat niet (voldoende) dan volgt een naheffingsaanslag.

De bestuurders van een bv moeten controle uitoefenen op het privégebruik dat werknemers van de auto van de zaak maken. Doe zij dat niet (voldoende) dan volgt een naheffingsaanslag.

Een echtpaar bestuurt samen een bv. Deze bv heeft 25% van de aandelen in een werk-bv. Van 14 januari 2005 tot en met 24 januari 2007 was het echtpaar ook bestuurder van die werk-bv. Op 24 januari 2007 hebben zij hun aandelen in de werk-bv verkocht aan de medeaandeelhouders.

In 2006 heeft de bv aan diverse werknemers een auto van de zaak ter beschikking gesteld. Voor de meeste auto’s is geen bijtelling voor privégebruik in het loon opgenomen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat het niet aannemelijk is dat de medewerkers niet privé met de auto’s hebben gereden. Er volgen naheffingsaanslagen LB en OB voor de werk-bv over de jaren 2006 tot en met 2009. De werk-bv wordt op 5 oktober 2010 failliet verklaard en heeft geen melding van betalingsonmacht gedaan. Op grond van de invorderingswet stelt de inspecteur vervolgens de voormalige bestuurders van de werk-bv voor een deel van de naheffingsaanslagen aansprakelijk.

In beroep bij de rechtbank is het de vraag of de bestuurders terecht hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld en of zij voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er geen privégebruik van de auto’s is gemaakt. Vaststaat dat er geen kilometeradministratie is bijgehouden. Volgens de bestuurders was in de arbeidsovereenkomst met de werknemers een verbod op privégebruik opgenomen. Uit de gegevens van de inspecteur blijkt echter dat de werknemers zich daar niet aan hebben gehouden, omdat er op zaterdagen en verlofdagen van een werknemer verkeersovertredingen zijn begaan. Vraag is dan ook of de bestuurders voldoende toezicht op de nalevering van het verbod hebben gehouden en of passende sancties zijn opgelegd. Bij de controle zijn geen schriftelijke stukken aangetroffen waaruit blijkt dat er controles zijn uitgevoerd op de naleving van het verbod. Het argument dat de sociale controle groot was, dat periodiek kilometerstanden en de gegevens van verkeersboetes werden gecontroleerd en dat de garage de opdracht had extreme kilometerstanden te melden, kunnen de bestuurders echter niet onderbouwen. Daar er geen privégebruik was, was het ook niet nodig om sancties op te leggen aan de werknemers, zo stelt hij.

Volgens de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat de bestuurders niet voldoende controle hebben uitgeoefend. De bijtelling privégebruik is daarom van toepassing, zodat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. De omzetbelasting volgt de vaststellingen in de loonbelasting.

 

In 2013 is het gebruikelijk loon DGA € 43.000

Het gebruikelijk loon voor een directeur-grootaandeelhouder (dga) stijgt volgend jaar van € 42.000 naar € 43.000. U moet over dit gebruikelijk loon van de dga loonheffingen berekenen en afdragen.

Het gebruikelijk loon voor een directeur-grootaandeelhouder (dga) stijgt volgend jaar van € 42.000 naar € 43.000. U moet over dit gebruikelijk loon van de dga loonheffingen berekenen en afdragen.

De Belastingdienst maakte onlangs in de Nieuwsbrief Loonheffingen bekend dat het minimumbedrag voor het gebruikelijk loon voor aandeelhouders met een aanmerkelijk belang op € 43.000 komt te liggen. De dga van een bv moet in ieder geval dit gebruikelijk loon genieten. Geniet de dga in werkelijkheid minder salaris dan moet toch over dit gebruikelijk loon loonheffingen worden berekend en afgedragen.

Hoger of lager gebruikelijk loon

Wil een dga een lager loon toepassen voor zijn werkzaamheden, dan moet hij aannemelijk maken dat dit gebruikelijk is bij soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt. Blijkt nu dat juist een hoger loon gebruikelijk is bij soortgelijke dienstbetrekkingen, dan is het gebruikelijk loon het hoogst van de volgende bedragen: 70% van het hogere gebruikelijke loon of het loon van uw meestverdienende werknemer of die van een aan u verbonden vennootschap. Dit loon moet dan wel minstens € 43.000 bedragen.

Belastingdienst zet 1600 mensen extra in voor toezicht en invordering

Met gerichte investeringen gaat de Belastingdienst extra opbrengsten voor de schatkist genereren. Aanslagen worden sneller opgelegd en de Belastingdienst gaat commerciële deurwaarders inzetten om kleinere belastingschulden te innen.

Met gerichte investeringen gaat de Belastingdienst extra opbrengsten voor de schatkist genereren. Aanslagen worden sneller opgelegd en de Belastingdienst gaat commerciële deurwaarders inzetten om kleinere belastingschulden te innen. Dat meldt VVD-staatssecretaris Frans Weekers maandag in een brief aan de Tweede Kamer.

Extra controle

In totaal worden 1600 mensen extra ingezet voor het controleren van aangiftes en het binnenhalen van openstaande schulden. De hele operatie kost 157 miljoen euro, maar gaat de schatkist volgens Weekers 663 miljoen euro per jaar opleveren.

Eerder aanslagen opleggen, meer aangiften beoordelen Op de korte termijn richt de Belastingdienst zich op het versnellen en intensiveren van de aanslagregeling. Hiermee kunnen meer aangiften worden behandeld en de afronding van de massale heffingsprocessen flink worden vervroegd. Ook wordt ingezet op het automatisch corrigeren van aangiften op basis van contra informatie. De toegenomen kwaliteit van de heffingssystemen en de gegevens van derden maken dit mogelijk. Onlangs is daartoe een proef gehouden met loongegevens in de aangifte, die afweken van de gegevens van de Belastingdienst.

Horizontaal Toezicht

“Het overgrote deel van de belastingplichtigen is welwillend”, zegt Weekers, en de Belastingdienst wil deze mensen zo veel mogelijk helpen. Bijvoorbeeld met de vooraf ingevulde belastingaangifte en andere vormen van dienstverlening. Maar voor het bewaken van het evenwicht past thans intensivering door het uitvoeren van extra boekenonderzoeken bij bedrijven en kantoortoetsen van aangiften.

Deurwaarders

“De kleine groep belastingplichtigen die echter een loopje probeert te nemen met de fiscus kan rekenen op zwaarder geschut, zoals de inzet van de deurwaarders en de FIOD. Eigen deurwaarders van de dienst gaan ook ’s avonds en in het weekend op pad om beslag te leggen bij mensen met een belastingschuld. Met gerichte investeringen willen we een extra belastingopbrengst binnenhalen”, aldus Weekers.

Download:

Versterken toezicht en invordering Belastingdienst (PDF)