Aanspraak is belastbaar

Pensioenregeling met mogelijkheid tot afkoop is geen pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting, zo oordeelde Rechtbank Breda in deze zaak.

Pensioenregeling met mogelijkheid tot afkoop is geen pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting, zo oordeelde Rechtbank Breda in deze zaak.

 

Casus

Een uit het buitenland afkomstige man (de werknemer) is vanaf 1 juni 1996 werkzaam bij een in Nederland gevestigde besloten vennootschap (BV). Tot 1 juni 2002 werkt hij daar op basis van een uitzendcontract met een in het buitenland gevestigd bedrijf. Vanaf 1 juni 2002 heeft hij een (Nederlandse) arbeidsovereenkomst met de BV.

De werknemer heeft vanaf 1 juni 1996 tot en met 2004 via de pensioenregeling van het buitenlandse bedrijf een pensioen opgebouwd bij een in het buitenland gevestigde pensioenverzekeraar. In de pensioenregeling is onder meer bepaald dat een deel van het pensioen kan worden afgekocht.

Voor het jaar 2004 heeft de inspecteur een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. Daarbij heeft hij de door de BV voor de man betaalde pensioenpremies tot het belastbaar inkomen uit werk en woning gerekend. In bezwaar heeft de inspecteur de aanslag gehandhaafd. De werknemer heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.

 

Geschil

Het gaat in deze zaak om de vraag of de betaalde pensioenpremies terecht zijn aangemerkt als belastbaar loon. De inspecteur vindt vanzelfsprekend van wel. De man is het daarmee niet eens.

 

Beoordeling

De rechtbank beoordeelt allereerst of de pensioenregeling voldoet aan de in de Nederlandse wet (op de loonbelasting (LB)) gestelde eisen.

In artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet LB is bepaald dat aanspraken ingevolge een pensioenregeling, een en ander volgens de in of krachtens hoofdstuk IIB van de Wet gestelde normeringen en beperkingen, niet tot het loon behoren. De rechtbank is van oordeel dat de pensioenregeling van de werknemer niet voldoet aan deze normeringen en beperkingen. Immers, in de pensioenregeling van de werknemer is geen verbod op afkoop, vervreemding of prijsgeven als bedoeld in artikel 18, eerste lid, letter b, van de Wet LB opgenomen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de Wet LB daarom geen grond biedt om de aanspraak niet tot het fiscale loon te rekenen.

Vervolgens beoordeelt de rechtbank de vraag of het belasten van de aanspraak in strijd is met artikel 39, eerste en tweede lid, van het EG-Verdrag (vrij verkeer van werknemers en discriminatieverbod). Van discriminatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, omdat zowel voor Nederlandse werknemers als voor uit het buitenland afkomstige werknemers dezelfde voorwaarden gelden voor belastingheffing van pensioenpremies.

Voor wat betreft een eventuele belemmering in het vrije verkeer van werknemers ten gevolge van de verschillen in nationale bepalingen omtrent pensioen heeft Nederland voldoende maatregelen getroffen. In artikel 19b van de Wet LB en het daarop gebaseerde Besluit is namelijk voor uitgezonden werknemers de mogelijkheid opgenomen om hun buitenlandse pensioenregelingen nog 5 jaar voort te zetten.

Kortom, de inspecteur heeft een juiste aanslag opgelegd.

 

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Bron: Rechtbank Breda, d.d. 6-04-2009, AWB 07/113 >>