Winst uit voorwaardelijke kwijtschelding schuld belast?

Als schulden van een onderneming worden kwijtgescholden, leidt dit in beginsel tot fiscaal te belasten winst. De onderneming wordt namelijk van een schuld verlost en wordt voor dat bedrag eigenlijk rijker.

Winst uit voorwaardelijke kwijtschelding schuld belast?

Als schulden van een onderneming worden kwijtgescholden, leidt dit in beginsel tot fiscaal te belasten winst. De onderneming wordt namelijk van een schuld verlost en wordt voor dat bedrag eigenlijk rijker.

Om saneringen niet fiscaal te bemoeilijken is in de fiscale wetgeving de kwijtscheldingswinstvrijstelling opgenomen. Deze bepaalt dat de winst bij kwijtschelding toch niet belast wordt, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo moet de vordering van de schuldeiser niet ‘voor verwezenlijking vatbaar’ zijn geweest. Bovendien is de kwijtscheldingswinst wel belast tot het bedrag aan nog openstaande verrekenbare verliezen. Met toepassing van deze vrijstelling doen saneringen in fiscale zin dus minder pijn.

Advocaat-Generaal Niessen heeft naar aanleiding van een cassatieberoep tegen een uitspraak Hof Leeuwarden onlangs een conclusie uitgebracht, waarin hij  Hoge Raad adviseert over de fiscale behandeling van een voorwaardelijke kwijtschelding. Een schuldeiser sprak in 1993 met de belastingplichtige af dat als deze gedurende tien jaren een bepaald bedrag af zou lossen op de uitstaande schuld, het restant in 2003 zou worden kwijtgescholden. Deze winst kwam tot uitdrukking in het jaar 2003, toen aan de voorwaarde van tien jaarlijkse aflossingen was voldaan. In 2003 was belastingplichtige echter – anders dan in 1993 – weer redelijk goed bij kas. De restantvordering was dus in 2003 eigenlijk wel ‘voor verwezenlijking vatbaar’ en daarmee zou de kwijtscheldingswinstvrijstelling niet van toepassing zijn. En zonder die vrijstelling, zou de winst gewoon belast worden.

De Advocaat-Generaal oordeelt in navolging van Hof Leeuwarden, dat de voorwaarden voor de kwijtscheldingswinstvrijstelling getoetst moeten worden op het moment van sluiten van de overeenkomst, in dit geval dus in 1993. Als op dat moment aan de voorwaarden voor de vrijstelling wordt voldaan, is de latere winst van 2003 uit de kwijtschelding onbelast.

De Hoge Raad moet nog een eindoordeel vellen in deze casus. Als de Hoge Raad echter het hof en de Advocaat-Generaal volgt, kan wellicht een belangrijk nadeel van de kwijtscheldingswinstvrijstelling, het moeten opofferen van de fiscale verliezen, vermeden worden. In de casus waarover de Advocaat-Generaal nu heeft geadviseerd zou dit kunnen spelen indien tussen 1993 en 2003 winsten behaald zijn en de verliesverrekening volledig benut is. Dan is de gehele winst uit kwijtschelding in 2003 vrijgesteld, terwijl bij een onvoorwaardelijke kwijtschelding in 1993 de verliesverrekening zou zijn vervallen. Maar vanzelfsprekend moet het oordeel van de Hoge Raad afgewacht worden. Bovendien moet een voorwaardelijke kwijtschelding vooral vanuit commercieel perspectief wenselijk zijn.