Een iPad is fiscaal gezien een computer

Verstrekt u aan uw werknemers een iPad, dan moet u als de iPad niet voldoende zakelijk wordt gebruikt loonheffing/premie volksverzekeringen inhouden en afdragen.

Verstrekt u aan uw werknemers een iPad, dan moet u als de iPad niet voldoende zakelijk wordt gebruikt loonheffing/premie volksverzekeringen inhouden en afdragen. Rechtbank Haarlem heeft namelijk bepaald dat een iPad een computer is en geen communicatiemiddel en dat wil dus zeggen dat het zakelijk gebruik 90% moet zijn.

In deze zaak kregen de werknemers van een onderneming in december 2010 een iPad. Er waren bij het verstrekken van de iPad geen afspraken gemaakt over het gebruik. De onderneming droeg via eindheffing € 323.687 aan loonheffing af, maar maakte wel direct bezwaar tegen deze aangifte. De iPad was namelijk volgens de onderneming een communicatiemiddel, die belastingvrij was te verstrekken.

Communicatiefunctie iPad speelt geen centrale rol

De inspecteur vond echter dat sprake was van een computer. In dat geval moest de onderneming aannemelijk maken dat het zakelijk gebruik meer dan 90% bedroeg. Dit waren zwaardere eisen dan voor het gebruik van een communicatiemiddel waarvoor een zakelijk gebruik van 10% is vereist. Volgens de rechtbank speelde de communicatiefunctie geen centrale rol bij de iPad. De iPad was wel geschikt voor bepaalde vormen van communicatie, maar had daarnaast ook vele andere computerfuncties zoals tekst- en dataverwerking, het spelen van spelletjes, het maken en bewerken van foto’s en het gebruiken van muziekfuncties. Hierdoor moest de onderneming de iPad aanmerken als computer. Daarnaast gebruikten de werknemers de iPad niet voor meer dan 90% zakelijk. Het was dus terecht dat er eindheffing was toegepast over de verstrekking van de iPad. De inspecteur kreeg dus gelijk.

Rechtbank Haarlem, 30 november 2012, LJN: BY4908

Heeft u vragen hierover, neem dan contact op met VRS Consultancy.

Winst uit voorwaardelijke kwijtschelding schuld belast?

Als schulden van een onderneming worden kwijtgescholden, leidt dit in beginsel tot fiscaal te belasten winst. De onderneming wordt namelijk van een schuld verlost en wordt voor dat bedrag eigenlijk rijker.

Winst uit voorwaardelijke kwijtschelding schuld belast?

Als schulden van een onderneming worden kwijtgescholden, leidt dit in beginsel tot fiscaal te belasten winst. De onderneming wordt namelijk van een schuld verlost en wordt voor dat bedrag eigenlijk rijker.

Om saneringen niet fiscaal te bemoeilijken is in de fiscale wetgeving de kwijtscheldingswinstvrijstelling opgenomen. Deze bepaalt dat de winst bij kwijtschelding toch niet belast wordt, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo moet de vordering van de schuldeiser niet ‘voor verwezenlijking vatbaar’ zijn geweest. Bovendien is de kwijtscheldingswinst wel belast tot het bedrag aan nog openstaande verrekenbare verliezen. Met toepassing van deze vrijstelling doen saneringen in fiscale zin dus minder pijn.

Advocaat-Generaal Niessen heeft naar aanleiding van een cassatieberoep tegen een uitspraak Hof Leeuwarden onlangs een conclusie uitgebracht, waarin hij  Hoge Raad adviseert over de fiscale behandeling van een voorwaardelijke kwijtschelding. Een schuldeiser sprak in 1993 met de belastingplichtige af dat als deze gedurende tien jaren een bepaald bedrag af zou lossen op de uitstaande schuld, het restant in 2003 zou worden kwijtgescholden. Deze winst kwam tot uitdrukking in het jaar 2003, toen aan de voorwaarde van tien jaarlijkse aflossingen was voldaan. In 2003 was belastingplichtige echter – anders dan in 1993 – weer redelijk goed bij kas. De restantvordering was dus in 2003 eigenlijk wel ‘voor verwezenlijking vatbaar’ en daarmee zou de kwijtscheldingswinstvrijstelling niet van toepassing zijn. En zonder die vrijstelling, zou de winst gewoon belast worden.

De Advocaat-Generaal oordeelt in navolging van Hof Leeuwarden, dat de voorwaarden voor de kwijtscheldingswinstvrijstelling getoetst moeten worden op het moment van sluiten van de overeenkomst, in dit geval dus in 1993. Als op dat moment aan de voorwaarden voor de vrijstelling wordt voldaan, is de latere winst van 2003 uit de kwijtschelding onbelast.

De Hoge Raad moet nog een eindoordeel vellen in deze casus. Als de Hoge Raad echter het hof en de Advocaat-Generaal volgt, kan wellicht een belangrijk nadeel van de kwijtscheldingswinstvrijstelling, het moeten opofferen van de fiscale verliezen, vermeden worden. In de casus waarover de Advocaat-Generaal nu heeft geadviseerd zou dit kunnen spelen indien tussen 1993 en 2003 winsten behaald zijn en de verliesverrekening volledig benut is. Dan is de gehele winst uit kwijtschelding in 2003 vrijgesteld, terwijl bij een onvoorwaardelijke kwijtschelding in 1993 de verliesverrekening zou zijn vervallen. Maar vanzelfsprekend moet het oordeel van de Hoge Raad afgewacht worden. Bovendien moet een voorwaardelijke kwijtschelding vooral vanuit commercieel perspectief wenselijk zijn.

Belangrijkste wetswijzigingen per 1 juli / 3 juli 2009

Op 1 juli 2009 zijn enkele belangrijke wetswijzigingen in werking getreden

Op 1 juli 2009 zijn enkele belangrijke wetswijzigingen in werking getreden.

1. Fiscaal stimuleringspakket

Het kabinet heeft een fiscaal stimuleringspakket doorgevoerd, om de gevolgen van de economische crisis te beperken. Deze nieuwe regels gelden per 1 juli, waarvan enkele met terugwerkende kracht. Voor ondernemers zijn de volgende maatregelen van belang:

2. Tijdelijke versoepeling invorderingsbeleid belastingen

Er zijn twee nieuwe maatregelen om ondernemers tegemoet te komen, die hun betalingsverplichtingen aan de Belastingdienst niet kunnen voldoen. Zij kunnen onder voorwaarden uitstel krijgen van betaling. Ook zal de Belastingdienst soepeler omgaan met de uiterste executiedatum bij beslag en verkoop van bezittingen van ondernemers. De maatregelen zijn op 30 mei 2009 ingegaan(zie: Tijdelijke versoepeling invorderingsbeleid bij ondernemers).

Uitstel van betaling

Een ondernemer die zijn belastingaanslag niet kan betalen, kan uitstel van betaling krijgen als:

  • dit het directe gevolg is van de economische crisis;
  • de betalingsproblemen tijdelijk zijn;
  • er een tijdstip bepaald kan worden waarop de betalingsproblemen opgelost zijn.

Ondernemers komen in aanmerking voor de regeling als zij een verklaring van een deskundige kunnen overleggen, waarin staat dat aan de gestelde eisen is voldaan.

Opschorten executiedatum bij beslag

Als een ondernemer zijn belastingschulden niet meer kan betalen, dan legt de belastingdeurwaarder in het uiterste geval beslag op zijn bezittingen en wordt de datum van openbare verkoop vastgesteld. De ondernemer krijgt hooguit 4 maanden om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Deze maximumtermijn wordt tijdelijk verruimd. Voorwaarde is dat het bedrijf levensvatbaar is en er een goed vooruitzicht is op betaling van de achterstallige belastingen in de nabije toekomst.

3. Vereenvoudiging inkomensschatting voor ondernemers

Ondernemers kunnen de schatting van hun inkomsten voor de zorgverzekeringswet en inkomensheffing voortaan digitaal doorgeven. De schatting van de inkomsten over 2009 moet, op papier, voor 1 augustus 2009 plaatsvinden. Het kan ook digitaal via het programma ‘Voorlopige aanslag 2009’. Hiermee is ook direct zichtbaar of en hoeveel de ondernemer moet betalen(zie: Verduidelijking schattingen IB/VpB 2009). Voor digitale schattingen 2009 is de uiterste inlevertermijn 31 augustus 2009.

4. Versoepeling terugwenteling verliezen

Ondernemers mogen hun fiscaal verlies over 2008 sneller terugwentelen. Hiermee wil het kabinet de liquiditeitspositie van ondernemers verbeteren. Ondernemers kunnen verlies over 2008 met de winst van 2005, 2006 of 2007 verrekenen. De Belastingdienst mag een verlies voorlopig terugwentelen vóórdat de aangifte over 2008 is gedaan. De ondernemer moet dan aannemelijk maken dat er sprake is van fiscaal verlies. Bijvoorbeeld door een voorlopige jaarrekening te overleggen.
­
Ook mag de Belastingdienst een voorschot op de voorlopige verliesverrekening geven als er slechts een voorlopige aanslag is opgelegd over het kalenderjaar waarnaar wordt teruggewenteld. De versoepelingen geldt ook voor vpb-belastingplichtigen. Een vpb-verlies mag echter slechts 1 jaar worden teruggewenteld en niet 3 jaar zoals bij de ib-ondernemer. Het besluit gaat met terugwerkende kracht in op 8 april 2009 en vervalt op 1 juli 2010(zie: Snellere terugwenteling verlies 2008 van start).

5. Versoepelingen technische eisen bestelauto’s

De technische inrichtingseisen voor bestelauto’s zijn versoepeld. Het gaat om eisen aan de vaste wand tussen de bestuurderscabine en de laadruimte. Voor de aanschafbelasting op auto’s (BPM) gelden strenge eisen voor het onderscheid tussen personen- en bestelauto’s. De BPM wordt opgelegd bij de eerste ingebruikname van een auto, of bij invoer uit het buitenland. De vraag of er sprake is van een bestel- of personenauto, is van invloed op de vrijstelling BPM voor ondernemers en de willekeurige afschrijving. De eisen aan de vaste wand tussen de bestuurderscabine en laadruimte zijn minder strikt geworden. Hierdoor kunnen fabrikanten en importeurs een bestelauto eenvoudiger aanpassen aan de Nederlandse fiscale bepalingen(zie verder: De Jager wil regeling voor bestelauto’s versoepelen).
­
Het belang van een strenge naleving van de eisen bleek recent weer, toen een ondernemer ter vereenvoudiging van zijn bedrijfsvoering het tussenschot enigszins had aangepast. Een naheffing BPM en een boete (samen € 12.000) hangen hem boven het hoofd(zie: Bestelauto wordt auto door kliksysteem: naheffing bpm)[Nieuwsarchief].

6. Afschaffing bijzondere eisen aan elektronische facturen

Er gelden geen specifieke verplichtingen meer bij het versturen van elektronische facturen(zie: Beleidsbesluit e-factureren)[Nieuwsarchief]. Ook melding bij de Belastingdienst is niet langer nodig. Ondernemers mogen hun facturen daardoor nu bijvoorbeeld als PDF-document versturen via e-mail. Ondernemers kunnen zelf bepalen op welke manier ze hun elektronische facturen beveiligen. Bijvoorbeeld door een beveiligde PDF te gebruiken.
­
Om elektronisch factureren te vergemakkelijken, is de website www.ViaMijnBank.nl gelanceerd. Klanten van ABN AMRO, ING en Rabobank kunnen hun rekeningen voortaan online ontvangen en betalen in hun eigen beveiligde omgeving via internetbankieren(zie: Bankklant kan nota’s nu digitaal krijgen)[Nieuwsarchief].

7. Btw-gevolgen bij bodembeslag

Het beleid over de omzetbelastinggevolgen van de levering van goederen die vallen onder het ‘bodembeslag’ is ingetrokken. Daardoor is de belastingschuldige van wie de belastingdeurwaarder executoriaal roerende zaken verkoopt, geen omzetbelasting verschuldigd voor de levering van bodembeslaggoederen. 

8. Strengere regels voor betaalde telefoondiensten

Ondernemers die een 0900-, 0906-, 0909-, of 18-nummer gebruiken, moeten zich vanaf 1 juli verplicht aansluiten bij de Geschillencommissie Informatiedienstaanbieders. Consumenten kunnen hier terecht bij conflicten met een nummergebruiker. Een consument met een klacht, hoeft de kosten van de rekening waarover de klacht gaat niet te betalen tot het conflict is opgelost(zie: Beschermingsmaatregelen consumenten voor informatienummers).
­
Verder kan de abonnee vanaf 1 juli 2009 een stilzwijgend verlengd abonnement na de eerste contractsperiode (meestal 1 tot 2 jaar) op elk moment opzeggen met een opzegtermijn van een maand(zie: Telecomcontracten vanaf 1 juli makkelijker op te zeggen).

9. Aangepaste Algemene wet bestuursrecht

Voortaan kan de Belastingdienst ook een bestuurlijke boete opleggen aan de belastingadviseur als ‘medepleger’ bij een onjuiste aangifte. De aangepaste Algemene wet bestuursrecht is namelijk per 1 juli 2009 in werking getreden(zie: Belastingadviseur voortaan ‘medepleger’ bij onjuiste aangifte).

10. Communautaire wetgeving

Op 1 juli 2009 wordt een groot aantal wijzigingen in de communautaire wetgeving van toepassing. In Nederland worden zij over het algemeen per 31 januari 2010 ingevoerd(zie: Groot aantal wijzigingen eCustoms op komst).

Overige nieuwe wetgeving per 1 juli:

[ Bron: Kamer van Koophandel/Redactie Plein+ ]

Moet ik rekening houden met fooien?

Fooien worden fiscaal aangemerkt als zogenoemd ‘loon van derden’. Normaal gesproken hoeft een werkgever fooien niet tot het loon te rekenen voor zover hij bij het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden geen rekening houdt met het feit dat zijn werknemer fooien ontvangt.

Ik heb onlangs een café geopend en enkele werknemers in dienst genomen. Het komt geregeld voor dat mijn werknemers een fooi ontvangen van de klanten.

Fooien worden fiscaal aangemerkt als zogenoemd ‘loon van derden’. Normaal gesproken hoeft een werkgever fooien niet tot het loon te rekenen voor zover hij bij het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden geen rekening houdt met het feit dat zijn werknemer fooien ontvangt.

Moet ik deze fooi tot hun loon rekenen bij het invullen van de aangifte loonheffingen of niet?
Fooien worden fiscaal aangemerkt als zogenoemd ‘loon van derden’. Normaal gesproken hoeft een werkgever fooien niet tot het loon te rekenen voor zover hij bij het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden geen rekening houdt met het feit dat zijn werknemer fooien ontvangt.
Horeca
Binnen de horeca geldt echter een fiscale fictie. Deze stelt dat een werknemer wordt geacht fooien en dergelijke te ontvangen tot een bepaald bedrag. Dat bedrag is gelijk aan het voor de werknemer geldende minimumloon verminderd met het werkelijk van de werkgever ontvangen loon. Dat forfaitair berekende bedrag aan fooien wordt tot het loon gerekend, zodat de werkgever er loonheffing op moet inhouden. Stel bijvoorbeeld dat u een van uw werknemers een brutoloon betaalt van € 360 per maand, terwijl hij recht zou hebben op een brutominimumloon van € 400 per maand. Door de fictie wordt hij dan geacht € 40 per maand aan fooien te ontvangen, zodat de loonheffing toch over in totaal € 400 per maand wordt berekend. Als de werkgever in overeenstemming met de werknemer het genoten bedrag aan fooien hoger schat, mag de werkgever bij de berekening van de loonheffingen van dat hogere bedrag uitgaan. Overigens moet de werknemer in zijn aangifte inkomstenbelasting de ontvangen fooien opgeven tegen het werkelijke bedrag, verminderd met het forfaitaire bedrag aan fooien dat al tot het loon is gerekend.

Bron: Salarisadviseur

Beroepscommissaris was in fiscaal opzicht ondernemer

De Hoge Raad heeft onlangs nogmaals beslist dat een beroepscommissaris in fiscaal opzicht als ondernemer was aan te merken.

De Hoge Raad heeft onlangs nogmaals beslist dat een beroepscommissaris in fiscaal opzicht als ondernemer was aan te merken. De procedure betrof een voormalige president-directeur van een beursgenoteerde onderneming die na zijn pensionering vijf commissariaten bij overwegend beursgenoteerde ondernemingen vervulde. Daarnaast was hij voorzitter van de Raad van Toezicht van een kliniek. De man besteedde gemiddeld 20 tot 25 uur per week aan de commissariaten en verdiende in 2001 daarmee € 186.304. Voor zijn werkzaamheden huurde hij kantoorruimte en werd hij ondersteund door een secretaresse voor 26 uren in de week. De hiermee gemoeide kosten bedroegen € 36.499. De Hoge Raad gaf aan dat voor de vraag of de commissaris winst uit onderneming geniet, van belang is of de commissaris ondernemersrisico heeft gelopen. Daarbij spelen het aansprakelijkheidsrisico van de commissaris en de omvang daarvan, het risico van het wegvallen van commissariaten en het niet meer verwerven van nieuwe commissariaten een rol. Hiervan uitgaande was de Hoge Raad van oordeel dat de verrichte werkzaamheden kwalificeerden als winst uit onderneming.

Volledig bericht
De Hoge Raad heeft onlangs nogmaals beslist dat een beroepscommissaris in fiscaal opzicht als ondernemer was aan te merken. De Hoge Raad kwam daarmee tot een ander oordeel dan Hof Arnhem.

De procedure betrof een voormalig president-directeur van een beursgenoteerde onderneming die na zijn pensionering vijf commissariaten bij overwegend beursgenoteerde ondernemingen vervulde. Daarnaast was hij voorzitter van de Raad van Toezicht van een kliniek. De man besteedde gemiddeld 20 tot 25 uur per week aan de commissariaten en verdiende in 2001 daarmee € 186.304. Voor zijn werkzaamheden huurde hij kantoorruimte en werd hij ondersteund door een secretaresse voor 26 uren in de week. De hiermee gemoeide kosten bedroegen € 36.499.

De Hoge Raad gaf aan dat voor de vraag of de commissaris winst uit onderneming geniet, van belang is of de commissaris ondernemersrisico heeft gelopen. Daarbij zijn het aansprakelijkheidsrisico van de commissaris en de omvang daarvan, het risico van het wegvallen van commissariaten en het niet meer verwerven van nieuwe commissariaten van belang. De Hoge Raad wees hiervoor naar zijn arrest van 12 september 2008.

Hof Arnhem stelde dat de commissaris aannemelijk moest maken in hoeverre bovengenoemde risico’s zich voordeden en was van oordeel dat de commissaris niet in zijn bewijslast was geslaagd. Wel was het hof van oordeel dat de inkomsten van de commissaris kwalificeerden als resultaat uit overige werkzaamheden, zodat hij de kosten van de huur van de kantoorruimte en de secretaresse in mindering kon brengen op zijn inkomsten uit de commissariaten.

De Hoge Raad was op basis van het aantal door de commissaris vervulde commissariaten van oordeel dat het hof een te strenge maatstaf had aangelegd. Op basis van de feiten was de Hoge Raad van oordeel dat er geen andere conclusie mogelijk was dan dat de met de commissariaten behaalde inkomsten kwalificeerden als winst uit onderneming.

Opmerking
Per individueel geval dient een beoordeling plaats te vinden ten aanzien van het door een commissaris eventueel in aanmerking komen voor een VAR-winst. De feiten en omstandigheden zijn hierbij uitermate van belang. Het vervullen van een (enkel) commissariaat zal namelijk in de regel niet leiden tot ondernemerschap en het in aanmerking komen voor een VAR-winst.

Bron: Hoge Raad, 29-5-2009, nr. 07/10538.