De Jager versoepelt belastingregels ondernemers

De strenge belastingregels voor bv’s en hun directeur-grootaandeelhouder worden versoepeld. Het kabinet zal op of rond Prinsjesdag aankondigen dat bedrijven die door de crisis in problemen raken, niet langer verplicht zijn om de dga minimaal euro 40.000 per jaar als loon uit te betalen

De strenge belastingregels voor bv’s en hun directeur-grootaandeelhouder worden versoepeld. Het kabinet zal op of rond Prinsjesdag aankondigen dat bedrijven die door de crisis in problemen raken, niet langer verplicht zijn om de dga minimaal euro 40.000 per jaar als loon uit te betalen, aldus bronnen in Den Haag in het Financieele Dagblad.

 

Gebruikelijkloonregeling
Staatssecretaris De Jager van Financiën wil het verplichte loon duidelijker te koppelen aan reële winst. Een beleidsbesluit moet leiden tot een soepeler opstelling van de belastinginspecteurs als een bv in de rode cijfers zit. De Jager wil voorkomen dat bedrijven die al flink geraakt worden door de economische crisis, door het verplichte dga-loon in financiële problemen komen.

De Belastingdienst staat bv’s momenteel bij uitzondering toe dat wordt afgezien van het verplichte dga-loon, de zogeheten ‘gebruikelijkloonregeling’. De Jager is bereid de fiscale regels te veruimen maar wil geen ‘nulinkomen’ om het betalen van premies voor de sociale zekerheid en de gezondheidszorg te behouden. Dga’s kunnen wel fiscale toeslagen aanvragen.

Terbeschikkingstellingsregeling
Ook het privébezit van een bedrijfspand dat ter beschikking wordt gesteld aan de bv wordt fiscaal soepeler. Onder de huidige wetgeving moet de dga daarover inkomstenbelasting betalen die oploopt tot 52%. De Jager biedt dga’s eenmalig de kans om een pand belastingvrij over te hevelen naar de bv. Er wordt dan geen inkomsten- en overdrachtsbelasting geheven. Hij komt daarmee een belofte na aan het parlement die hij eerder dit jaar heeft gedaan in een notitie over de positie van de dga.
Het dga-pakket bevat ook maatregelen om de overdracht van bv’s makkelijker te maken als bijvoorbeeld een ouder tijdens zijn leven die wil schenken aan de kinderen.

Beroepscommissaris was in fiscaal opzicht ondernemer

De Hoge Raad heeft onlangs nogmaals beslist dat een beroepscommissaris in fiscaal opzicht als ondernemer was aan te merken.

De Hoge Raad heeft onlangs nogmaals beslist dat een beroepscommissaris in fiscaal opzicht als ondernemer was aan te merken. De procedure betrof een voormalige president-directeur van een beursgenoteerde onderneming die na zijn pensionering vijf commissariaten bij overwegend beursgenoteerde ondernemingen vervulde. Daarnaast was hij voorzitter van de Raad van Toezicht van een kliniek. De man besteedde gemiddeld 20 tot 25 uur per week aan de commissariaten en verdiende in 2001 daarmee € 186.304. Voor zijn werkzaamheden huurde hij kantoorruimte en werd hij ondersteund door een secretaresse voor 26 uren in de week. De hiermee gemoeide kosten bedroegen € 36.499. De Hoge Raad gaf aan dat voor de vraag of de commissaris winst uit onderneming geniet, van belang is of de commissaris ondernemersrisico heeft gelopen. Daarbij spelen het aansprakelijkheidsrisico van de commissaris en de omvang daarvan, het risico van het wegvallen van commissariaten en het niet meer verwerven van nieuwe commissariaten een rol. Hiervan uitgaande was de Hoge Raad van oordeel dat de verrichte werkzaamheden kwalificeerden als winst uit onderneming.

Volledig bericht
De Hoge Raad heeft onlangs nogmaals beslist dat een beroepscommissaris in fiscaal opzicht als ondernemer was aan te merken. De Hoge Raad kwam daarmee tot een ander oordeel dan Hof Arnhem.

De procedure betrof een voormalig president-directeur van een beursgenoteerde onderneming die na zijn pensionering vijf commissariaten bij overwegend beursgenoteerde ondernemingen vervulde. Daarnaast was hij voorzitter van de Raad van Toezicht van een kliniek. De man besteedde gemiddeld 20 tot 25 uur per week aan de commissariaten en verdiende in 2001 daarmee € 186.304. Voor zijn werkzaamheden huurde hij kantoorruimte en werd hij ondersteund door een secretaresse voor 26 uren in de week. De hiermee gemoeide kosten bedroegen € 36.499.

De Hoge Raad gaf aan dat voor de vraag of de commissaris winst uit onderneming geniet, van belang is of de commissaris ondernemersrisico heeft gelopen. Daarbij zijn het aansprakelijkheidsrisico van de commissaris en de omvang daarvan, het risico van het wegvallen van commissariaten en het niet meer verwerven van nieuwe commissariaten van belang. De Hoge Raad wees hiervoor naar zijn arrest van 12 september 2008.

Hof Arnhem stelde dat de commissaris aannemelijk moest maken in hoeverre bovengenoemde risico’s zich voordeden en was van oordeel dat de commissaris niet in zijn bewijslast was geslaagd. Wel was het hof van oordeel dat de inkomsten van de commissaris kwalificeerden als resultaat uit overige werkzaamheden, zodat hij de kosten van de huur van de kantoorruimte en de secretaresse in mindering kon brengen op zijn inkomsten uit de commissariaten.

De Hoge Raad was op basis van het aantal door de commissaris vervulde commissariaten van oordeel dat het hof een te strenge maatstaf had aangelegd. Op basis van de feiten was de Hoge Raad van oordeel dat er geen andere conclusie mogelijk was dan dat de met de commissariaten behaalde inkomsten kwalificeerden als winst uit onderneming.

Opmerking
Per individueel geval dient een beoordeling plaats te vinden ten aanzien van het door een commissaris eventueel in aanmerking komen voor een VAR-winst. De feiten en omstandigheden zijn hierbij uitermate van belang. Het vervullen van een (enkel) commissariaat zal namelijk in de regel niet leiden tot ondernemerschap en het in aanmerking komen voor een VAR-winst.

Bron: Hoge Raad, 29-5-2009, nr. 07/10538.

Btw uit het buitenland terugvragen eenvoudiger

Ondernemers kunnen straks makkelijker btw terug vragen die in rekening is gebracht in een andere Europese lidstaat. Vanaf 1 januari 2010 kan dit namelijk via de Nederlandse Belastingdienst.

Ondernemers kunnen straks makkelijker btw terug vragen die in rekening is gebracht in een andere Europese lidstaat. Vanaf 1 januari 2010 kan dit namelijk via de Nederlandse Belastingdienst.

Btw terugvragen is nu nog een omslachtige en tijdrovende procedure doordat de voorwaarden en eisen in elk land weer anders zijn. Veel ondernemers komen er daarom niet toe om teruggave te vorderen.

Vanaf 1 januari 2010 wordt het echter voor veel ondernemers makkelijker, omdat btw via de Nederlandse belastingdienst kan worden teruggevraagd. Ook hoeven ondernemers die grensoverschrijdende diensten verrichten in de meeste gevallen geen btw meer te factureren.

Hoe werkt het?
Voor een verzoek om teruggaaf hoeft u niet meer in contact op te nemen met buitenlandse belastingdiensten. Bovendien wordt er sneller uitbetaald: belastingdiensten moeten namelijk rente vergoeden als de gestelde termijn niet wordt gehaald.

De omzetbelasting wordt straks in de meeste gevallen geheven op de plaats waar de afnemende ondernemer is gevestigd. Daardoor zal er meestal geen buitenlandse btw op de factuur in rekening gebracht hoeven te worden.

Periodiek overzicht
U levert de Belastingdienst periodiek een overzicht met diensten die u heeft verricht aan buitenlandse ondernemers. U kunt er zelf voor kiezen dit maandelijks of eenmaal per kwartaal te doen. Als u meer dan € 100.000,- per kwartaal aan goederen aan andere lidstaten levert, dan moet het per maand.

Over goederen en diensten die u in Nederland voor uw bedrijf aanschaft, mag u btw terugvragen. Doet u internationaal zaken, dan betaalt u over goederen en diensten buitenlandse btw. Ook die kunt u terugvorderen.

Fiscalist was niet in dienstbetrekking

Rechtspraak over het wel of niet aanwezig zijn van een dienstbetrekking is zeer feitelijk van aard.

Onlangs oordeelde Rechtbank Haarlem nog dat een fiscalist die werkzaam was als adviseur bij een belastingadvieskantoor niet in dienstbetrekking was, maar als ondernemer moest worden aangemerkt.

Rechtspraak over het wel of niet aanwezig zijn van een dienstbetrekking is zeer feitelijk van aard.

 

Onlangs oordeelde Rechtbank Haarlem nog dat een fiscalist die werkzaam was als adviseur bij een belastingadvieskantoor niet in dienstbetrekking was, maar als ondernemer moest worden aangemerkt.
De fiscalist had tot 1 juni 2003 bij de Belastingdienst gewerkt. Na die datum was hij samen met een andere partner een maatschap gestart waarin hij als belastingkundige werkte. Een van zijn opdrachtgevers was een belastingadvieskantoor waar de fiscalist het overgrote deel van 2003 voor werkte. Voor dat kantoor werkte hij als ‘of counsel’ (extern adviseur). Het kantoor werkte samen met meerdere ‘of counsels’ en dat waren oud-partners van het kantoor. De vraag was of de fiscalist in dienstbetrekking werkzaam was. De fiscalist voerde voor de rechter aan dat er geen sprake was van een dienstbetrekking, omdat hij als zelfstandig ondernemer opereerde. De rechter toetste de situatie aan de voorwaarden voor ondernemerschap.
Ondernemerschap
Volgens de rechter stond vast dat de fiscalist voldoende zelfstandig opereerde ten opzichte van het kantoor. Hij nam geen deel aan de bij het kantoor gebruikelijke regelingen inzake pensioen, ziekte en arbeidsongeschiktheid. Bovendien vond de rechter het aannemelijk dat de fiscalist zich niet wilde binden en dat daarom was gekozen voor de positie van extern adviseur. Uit de overeenkomst die tussen het kantoor en de fiscalist was afgesloten bleek niet dat het kantoor bevoegd was de fiscalist instructies en aanwijzingen te geven. Hierdoor was er geen sprake van een gezagsverhouding tussen partijen. Het feit dat de fiscalist zich naar klanten van het kantoor niet bekendmaakte als zelfstandige en ook geen melding maakte van zijn eigen kantooradres vond de rechter hierbij niet van belang. Vaststond namelijk dat de fiscalist zich naar het kantoor en de andere opdrachtgevers wél als zelfstandige presenteerde. Conclusie was dan ook dat de fiscalist niet in dienstbetrekking tot het kantoor stond.
Bronnen:
• Rechtbank Haarlem, 30 januari 2009, nr. 08/3992

Een op de acht zelfstandigen kampt met laag inkomen

Zelfstandige ondernemers hebben vaker een laag inkomen dan andere groepen in de Nederlandse economie.

In 2006 had 12,4 procent van alle huishoudens met een zelfstandige ondernemer als hoofdkostwinner een inkomen onder de lage-inkomensgrens

Zelfstandige ondernemers hebben vaker een laag inkomen dan andere groepen in de Nederlandse economie.

 

In 2006 had 12,4 procent van alle huishoudens met een zelfstandige ondernemer als hoofdkostwinner een inkomen onder de lage-inkomensgrens, terwijl het percentage voor heel Nederland op 9,3 procent lag. In totaal betrof het 85.100 zelfstandigen. Dit en meer blijkt uit de eerste editie van de Monitor Inkomens Ondernemers van EIM. De Monitor Inkomens Ondernemers schetst een totaalbeeld van de inkomenspositie van ondernemers en bevat analyses van de belangrijkste trends in de periode 1990-2006.
Geen verbetering inkomenspositie van zelfstandigen
Het percentage zelfstandigen met een laag inkomen is nauwelijks afgenomen ten opzichte van 2005, terwijl landelijk wel sprake was van een duidelijke afname. In conjuncturele dieptepunten als 1993 en 2003 liep het aandeel op tot 16 à 17 procent. Het ligt dan ook in de lijn der verwachting dat het aandeel zelfstandigen met een laag inkomen in het huidige economische klimaat zal toenemen tot vergelijkbare hoogte of mogelijk zelfs hoger. Verder zijn veel zelfstandigen met een laag inkomen te vinden in de grote steden. Dit is deels te verklaren door de sterke concentratie van allochtone ondernemers in de grote steden, een groep met een relatief hoger risico op een laag inkomen.
Armoede onder ondernemers beperkt zich niet tot de stedelijke gebieden. Ook in landelijke provincies zoals de noordelijke provincies Groningen, Friesland en Drenthe is het aantal zelfstandigen met een laag inkomen relatief hoog.
Alleenstaanden, allochtonen en starters meest kwetsbaar
Vooral onder alleenstaande zelfstandigen met of zonder kinderen is het percentage lage inkomens hoog, 1,5 tot 2 keer hoger dan gemiddeld. Ook onder eerste generatie westerse en niet-westerse allochtone ondernemers is het percentage relatief hoog: respectievelijk 21 en 27 procent. Onder startende ondernemers bedraagt het percentage lage inkomens 23 procent, en daarmee behoren zij ook tot de risicogroepen. Armoede onder zelfstandige ondernemers is verder geconcentreerd in de landbouw, horeca en detailhandel. De lage-inkomensgrenzen waren in 2006 op jaarbasis: alleenstaande 10.560 euro, paar zonder kind 14.520 euro, paar met 1 kind 17.640 euro en een eenoudergezin met 1 kind 14.040 euro.
Grote gevolgen voor sociale positie en bedrijf
Een laag inkomen kan voor zelfstandigen grote gevolgen hebben voor het voortbestaan van de onderneming. De overlevingskansen van zelfstandigen die in een bepaald jaar met een laag inkomen worden geconfronteerd, zijn consequent lager dan die van ondernemers met een inkomen boven de lage-inkomensgrens. Een deel van de zelfstandigen met weinig inkomsten, kiest ervoor om te bezuinigen op noodzakelijk levensonderhoud om noodzakelijke investeringen in de onderneming te doen. Daarmee wordt de sociale positie in de maatschappij van deze zelfstandigen en hun gezinnen verzwakt. Ongeveer 6 à 7 procent van de zelfstandigen heeft structureel te maken met meerdere jaren achtereen een laag inkomen.
Meer informatie vindt u de rapportage ‘Monitor Inkomens Ondernemers”. U kunt de rapportage kosteloos downloaden (pdf).
 
(c) ANP 2009 alle rechten voorbehouden