Vergoeding voor maaltijden was loon

Werkgevers gaan nogal eens in de fout als het gaat om de onderbouwing van een vaste kostenvergoeding.

Werkgevers gaan nogal eens in de fout als het gaat om de onderbouwing van een vaste kostenvergoeding.
Zo oordeelde Hof Amsterdam onlangs dat een vergoeding aan een werknemer voor maaltijden was belast, omdat niet kon worden aangetoond dat er sprake was van ‘een meer dan bijkomstig belang’.
 
Wat was er aan de hand? Een directeur-grootaandeelhouder (dga) hield zich bezig met bedrijfseconomisch en automatiseringsadvies. In de periode 2000–2004 was de dga uitsluitend voor één bank werkzaam. Die werkzaamheden verrichtte hij ook op het kantoor van die bank. Vanuit zijn bv ontving hij maandelijks een vaste kostenvergoeding van € 730 waarin een bedrag van € 511 was opgenomen voor maaltijdkosten. De dga kocht regelmatig eten bij een eetsalon of fastfoodketen om vervolgens deze maaltijden op zijn werkplek ’s avonds op te eten. De inspecteur was van mening dat er geen sprake was van een zakelijke maaltijd en dat de vergoeding die hierop zag als loon moest worden belast.
 

Oude maaltijdenregeling
De zaak speelde zich af vóór 2007 toen de oude maaltijdenregeling nog gold. Onder die oude wetgeving was een vergoeding of verstrekking van maximaal tachtig maaltijden per jaar onbelast als de vergoeding of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijk karakter had. In het Handboek Loonheffingen 2002, 2003 en 2004 stond hierover opgenomen dat dit bijvoorbeeld het geval kon zijn bij al dan niet verwacht overwerk of koopavonden of tijdens dienstreizen. Het ging hierbij om situaties waarin de werknemer niet op een gewone tijd (tussen 17.00 en 20.00 uur) kon eten. De dga voerde deze passage in hoger beroep aan, maar het hof vond dat uit zowel de tekst als de strekking niet kan worden afgeleid dat een tussen 17.00 en 20.00 uur genuttigde maaltijd zonder meer een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. 

 
Commerciële functie
De dga voerde ook nog aan dat het kopen en/of nuttigen van de maaltijden een commerciële functie had. Dit was volgens het hof echter onvoldoende om het zakelijk belang aan te tonen. Het feit dat de dga de broodjes kocht in gezelschap van andere werknemers van de bank en deze vervolgens in dezelfde ruimte opat was onvoldoende. Tot slot was er ook geen sprake van een kantine of andere ruimte waar de maaltijden werden genuttigd. De kantineregeling kon dus ook niet van toepassing zijn. De naheffingsaanslag loonbelasting bleef in stand.
 
Bronnen:
Hof Amsterdam, 11 juni 2009, nr. 08/00051, LJN: BJ0692 >>
De SalarisAdviseur >>

Geen dubbele belastingvrije vergoeding voor huisvestingskosten buiten de woonplaats

Door een werknemer gemaakte kosten kunnen namelijk slechts eenmaal belastingvrij worden vergoed. Nu de forfaitaire vergoedingsregeling mede ziet op de door de dienstbetrekking opgeroepen kosten van huisvesting buiten de woonplaats, kunnen diezelfde kosten niet nogmaals belastingvrij worden vergoed, aldus de Hoge Raad.

Belanghebbende, een Zwitser, heeft van mei 2001 t/m oktober 2002 in Nederland in dienstbetrekking gewerkt. Zijn woning in Zwitserland heeft hij aangehouden. De 30%-regeling was op belanghebbende van toepassing. Op grond hiervan heeft hij van zijn werkgever een belastingvrije vergoeding voor extraterritoriale kosten van € 29.312 ontvangen. Daarnaast ontving hij van zijn werkgever een vergoeding van € 28.037 voor de door hem gemaakte kosten van huisvesting in Nederland. In geschil is of aan belanghebbende naast de toepassing van de 30%-regeling een belastingvrije vergoeding kon worden toegekend voor de uitgaven voor huisvesting buiten de woonplaats.
De Hoge Raad beantwoordt die vraag ontkennend. Door een werknemer gemaakte kosten kunnen namelijk slechts eenmaal belastingvrij worden vergoed. Nu de forfaitaire vergoedingsregeling mede ziet op de door de dienstbetrekking opgeroepen kosten van huisvesting buiten de woonplaats, kunnen diezelfde kosten niet nogmaals belastingvrij worden vergoed, aldus de Hoge Raad.
(Cassatieberoep ongegrond.)