Grote, soepeler lening van ouder vanwege bedrijfsopvolging was niet ongebruikelijk

Hof Den Bosch heeft in een door de feiten bepaalde procedure beslist dat geen sprake was van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling binnen een familierelatie.

Hof Den Bosch heeft in een door de feiten bepaalde procedure beslist dat geen sprake was van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling binnen een familierelatie. In grondvorm betrof de procedure een lening van ruim f 10 mln. (ruim € 4,5 mln.) die een vader in 1999 vanwege de bedrijfsopvolging aan een bv van zijn twee voortzettende zoons had verstrekt. De bv had de vennootschap van de vader gekocht. De vader had geen zekerheden voor de lening gesteld en berekende een rentepercentage van 6%. Wel had de vader op de achtergrond de touwtjes nog steeds strak in handen, waren de leningsvoorwaarden gedetailleerd vastgelegd, en was de lening gedisciplineerd binnen vier jaar afgelost. Bij de aanslagregeling over 2002 van de vader stelde de inspecteur dat de lening een ongebruikelijke terbeschikkingstelling was en nam een rente-inkomstenpost van € 88.413 als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking. Hof Den Bosch toetste de feiten en omstandigheden van de lening aan de voorwaarden die naar het oordeel van het hof voor een ongebruikelijke terbeschikkingstelling gelden en kwam tot het oordeel dat geen sprake was van een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke lening. Het hof stelde de inspecteur in het ongelijk en schrapte de rente-inkomstenpost van € 88.413.

Volledig bericht
De Wet inkomstenbelasting 2001 bevat onder meer een wetsbepaling over ‘ongebruikelijke terbeschikkingstellingen’ aan een vennootschap waarin bepaalde naaste familieleden (kort gezegd de bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van de belastingplichtige of zijn partner) een aanmerkelijk belang hebben. Als sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling valt het betreffende ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel niet in box 3 (belastbaar inkomen uit sparen en beleggen: per saldo 1,2% heffing) maar in box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning: progressief belast). De inkomsten uit het ongebruikelijk ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel worden dan aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.
Of sprake is van een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling hangt af van diverse factoren zoals:
– de gebruikelijkheid van de terbeschikkingstelling van een vermogensbestanddeel in het algemeen;
– de zakelijkheid van de overeengekomen voorwaarden; en
– de invloed van de familierelatie op de gebruikelijkheid van de overeengekomen voorwaarden.
Volgens de wetsgeschiedenis van de wetsbepaling over ongebruikelijke terbeschikkingstellingen bestaat er geen eenduidig criterium voor de ongebruikelijkheid. Maatschappelijke ontwikkelingen zijn mede bepalend of iets ongebruikelijk is of niet.

Hof Den Bosch heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of sprake was een ongebruikelijke terbeschikkingstelling. De zaak was sterk vereenvoudigd weergegeven als volgt.

Een vader verstrekte in 1999 vanwege de bedrijfsopvolging aan een bv van zijn beide voortzettende zoons een lening van ruim f 10 mln. (ruim € 4,5 mln.). De bv had de vennootschap van de vader gekocht. De vader had geen zekerheden aan de lening gesteld en berekende een rentepercentage van 6%. Wel had de vader onder meer via zijn functie als bestuurder, vanwege zijn doorslaggevende zeggenschap in de stichting administratiekantoor van de bv, de touwtjes nog steeds strak in handen. Verder waren de leningsvoorwaarden gedetailleerd en naar zakelijke condities vastgelegd. Eind 2003 was de lening afgelost.

Bij de aanslagregeling over 2002 van de vader stelde de inspecteur dat de lening een ongebruikelijke terbeschikkingstelling was en nam een rente-inkomstenpost van € 88.413 als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking.

Rechtbank Breda was op basis van de feiten en omstandigheden en de wetsgeschiedenis van de regeling over ongebruikelijke terbeschikkingstelling echter van oordeel dat geen sprake was van een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke lening. De rechtbank stelde de vader in het gelijk en schrapte de rente-inkomstenpost van € 88.413. De inspecteur ging vervolgens in hoger beroep bij Hof Den Bosch.

Volgens het hof is er pas sprake van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling indien de met die lening gecreëerde verhouding tussen derden niet normaal is en de daarbij over en weer gestelde voorwaarden onzakelijk zijn, en een dergelijke lening tussen gelieerde partijen ongebruikelijk is. Alle omstandigheden in aanmerking nemende komt het hof in het onderhavige geval tot het oordeel dat de aangegane leenverhouding normaal en zakelijk is en ook tussen gelieerde partijen niet ongebruikelijk is.

Het hof bevestigde daarop de uitspraak van de rechtbank.

Bron: Hof Den Bosch, 3-4-2009, nr. 08/00322 (gepubliceerd 8-6-2009).

De Jager komt DGA tegemoet

Voor DGA’s wordt het vanaf volgend jaar fiscaal aantrekkelijker om een aandelenpakket in hun onderneming bij leven door te schuiven naar hun opvolger. In het huidige belastingregime wordt vaak nog gewacht met de bedrijfsopvolging totdat de ondernemer overleden is.

Voor DGA’s wordt het vanaf volgend jaar fiscaal aantrekkelijker om een aandelenpakket in hun onderneming bij leven door te schuiven naar hun opvolger. In het huidige belastingregime wordt vaak nog gewacht met de bedrijfsopvolging totdat de ondernemer overleden is.

 

De reden voor deze wijziging is volgens Staatssecretaris Jan Kees de Jager (Financiën) dat een belastingclaim nu vaak nog een hindernis vormt bij de bedrijfsopvolging. Op deze manier wordt die nodeloos uitgesteld, en dit wil de Jager niet meer.
 
Doorschuiffaciliteit
Er ontstaat zowel een doorschuiffaciliteit voor een schenking als voor een vererving van een aanmerkelijk belang (meer dan 5 procent van de aandelen). Het gaat hierbij niet alleen meer om een overdracht binnen de familiekring.
 
Verzachtende maatregelen
Verder wil de staatssecretaris in het Belastingplan van 2010 ‘verzachtende maatregelen’ nemen voor dga’s die privévermogen in hun onderneming steken. Ook past hij voor dga’s die nauwelijks salaris ontvangen, de loon- en inkomstenbelasting aan. Nu wordt er bij de heffing nog van uitgegaan dat deze ondernemers een marktconform loon ontvangen. Deze zogeheten gebruikelijkloonregeling is vanaf 2010 niet meer van toepassing, als het salaris niet hoger is dan 5000 euro per jaar
 
In Nederland zijn ruim 200.000 dga’s. Dat komt neer op ongeveer een op de vijf ondernemers.

> Lees de notitie ‘Fiscale positie directeur-grootaandeelhouder’

Bron: ANP

Overname bedrijfsmiddelen tegen lagere prijs dan waarde economisch verkeer was toch zakelijk: geen schenkingsrecht

De Hoge Raad heeft onlangs twee interessante arresten gewezen over schenkingsrecht en bedrijfsopvolging binnen familieverband. In beide procedures zette de zoon en de dochter de onderneming voort die voorheen in maatschapsverband met de ouders was gedreven.

 

Volledig bericht

De Hoge Raad heeft onlangs twee interessante arresten gewezen over schenkingsrecht en bedrijfsopvolging binnen familieverband. In beide procedures zette de zoon en de dochter de onderneming voort die voorheen in maatschapsverband met de ouders was gedreven. Zij gaven daarbij uitvoering aan het voortzettingsbeding in hun maatschapsakte. De voortzettende zoon/dochter nam de bedrijfsmiddelen van de uittredende ouders over voor een lagere prijs dan de waarde in het economische verkeer. De inspecteur legde een aanslag voor het recht van schenking op omdat volgens hem sprake was van een schenking. Hof Den Haag en de Advocaat-Generaal van de Hoge Raad waren het daarmee eens omdat er een verschil bestond tussen de waarde in het economische verkeer en de betaalde overnameprijs voor de bedrijfsmiddelen.
 
De Hoge Raad heeft beide hofuitspraken echter vernietigd. De Hoge Raad bepaalt dat het wetsartikel in de Successiewet over de heffingsgrondslag geen rol speelt bij de vraag of er sprake is van een schenking. Om een schenking te kunnen aannemen is niet maatgevend of sprake is van een waardeverschil tussen de waarde in het economische verkeer en de overnameprijs voor de overgenomen bedrijfsmiddelen, maar of sprake is van een schenking volgens het Burgerlijk Wetboek. Volgens het Burgerlijk Wetboek is sprake van een schenking als aan een bepaalde handeling een bedoeling tot bevoordeling ten laste van het eigen vermogen ten grondslag ligt.
 
Voorts wees de belastingkamer van de Hoge Raad naar een arrest van de civiele kamer van de Hoge Raad uit 2004. In dat arrest was sprake van een voorheen door vader en zoon in maatschapsverband uitgeoefend agrarisch bedrijf dat werd voortgezet door de zoon. De Hoge Raad had daarbij onder meer overwogen dat de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten in een gemeenschap worden beheerst door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Deze maatstaven staan in het algemeen in de weg aan een waardering van ondernemingsgoederen die voortzetting van een (nog juist lonend) bedrijf onmogelijk maakt.
 
De belastingkamer van de Hoge Raad verbond hieraan de conclusie dat hieruit voortvloeit dat in het algemeen sprake zal zijn van nakoming van een verplichting – en niet van de bedoeling tot bevoordeling – voor zover de waardering op een lagere waarde dan de economische waarde noodzakelijk is om de voortgezette bedrijfsuitoefening te verzekeren.
 
In beide procedures had de inspecteur niet weersproken dat de overnamesom op een zodanig bedrag was gesteld om de onderneming nog juist lonend te kunnen voortzetten. Ook waren niet van omstandigheden gebleken die aanleiding zou kunnen geven dat het uitgangspunt van het civiele arrest uit 2004 niet van toepassing was.
 
Bron: Hoge Raad, 20-3-2009, nr. 43393 en 43394.