ZZPer vertegenwoordigd in poldermodel

Minister-president Balkenende vindt dat zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) een plek verdienen in het huidige sociaal-economische overleg.

De Vereniging Platform Zelfstandig Ondernemers (PZO), de grootste onafhankelijke belangenbehartiger voor zzp’ers, reageert namens de bijna 1 miljoen zelfstandigen in Nederland verheugd op de uitspraken van de minister-president in NRC Handelsblad.

Minister-president Balkenende vindt dat zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) een plek verdienen in het huidige sociaal-economische overleg.

 

De Vereniging Platform Zelfstandig Ondernemers (PZO), de grootste onafhankelijke belangenbehartiger voor zzp’ers, reageert namens de bijna 1 miljoen zelfstandigen in Nederland verheugd op de uitspraken van de minister-president in NRC Handelsblad. PZO pleit sinds de oprichting van de vereniging in 2002 voor een evenwichtige vertegenwoordiging van zzp’ers in het huidige poldermodel. De uitlatingen van de minister-president maken hiervoor nu de weg vrij.
 
Traditionele lijnen
De Nederlandse overlegeconomie loopt nu voornamelijk via de traditionele lijnen van werkgevers- en werknemersverhoudingen. Zzp’ers staan daar buiten en zijn bijvoorbeeld niet vertegenwoordigd in de Stichting van de Arbeid, de Sociaal-Ecomische Raad en het voor- en najaarsoverleg. Dit, terwijl in die gremia wel zaken aan de orde komen die ook de zzp’er direct raken. PZO is dan ook verheugd dat minister-president Balkenende de zzp’er nu tot insider van de Nederlandse overlegeconomie wil maken.
Platform Zelfstandige Ondernemers (PZO)
Met ruim 20.000 leden is PZO de grootste onafhankelijke belangenbehartigingsorganisatie voor zelfstandige ondernemers zonder personeel (zzp’ers). PZO behartigt de collectieve belangen van de leden in politiek Den Haag. PZO ondersteunt de leden met onder meer een juridische helpdesk en andere ledendiensten, zoals collectieve verzekeringsarrangementen De vereniging Platform Zelfstandige Ondernemers is opgericht in 2002.

 

Bron: ANP

ING stelt 300 miljoen beschikaar aan MKB

ING gaat 300 miljoen euro beschikbaar te stellen aan het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (MKB), in de vorm van leningen. Zij heeft dit geld aangetrokken van de Europese Investeringsbank (EIB).

ING gaat 300 miljoen euro beschikbaar te stellen aan het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (MKB), in de vorm van leningen. Zij heeft dit geld aangetrokken van de Europese Investeringsbank (EIB).

 

ING beweert de eerste Nederlandse bank te zijn die geld van de EIB beschikbaar stelt aan het MKB in Nederland. Het krediet is bedoeld voor bedrijven met minder dan 250 mensen in dienst en wordt verstrekt onder gunstige voorwaarden.
 
Uit het slop
Eerder maakte de EIB al bekend de kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf te vergroten om de Europese economie uit het slop te trekken. De EIB is in handen van de lidstaten van de Europese Unie.

 

Bron: ANP

Opvolging in het familiebedrijf

Familiebedrijven vormen de kurk waarop de Nederlandse economie drijft. Toch blijken veel ondernemers hun opvolging in het familiebedrijf niet goed geregeld te hebben. Een goede voorbereiding is dus noodzakelijk, ook op fiscaal en financieel gebied.

Familiebedrijven vormen de kurk waarop de Nederlandse economie drijft. Toch blijken veel ondernemers hun opvolging in het familiebedrijf niet goed geregeld te hebben. Een goede voorbereiding is dus noodzakelijk, ook op fiscaal en financieel gebied.

Wat is precies een familiebedrijf?
Het opsommen van de kenmerken van een familiebedrijf lijkt een eenvoudige zaak. Wanneer bijvoorbeeld Van der Valk onder de loep wordt genomen, lijkt het duidelijk. Bijna de hele familie is betrokken bij het runnen van dit bedrijf. Maar dit is dan ook wel een erg mooi voorbeeld.

Doorgaans hebben onderzoekers moeite met de toekenning van het stempel ‘familiebedrijf’.
De afgelopen jaren is veel aan de exacte definitie gesleuteld. Een nu veel gebruikte omschrijving is die van hoogeleraar Nijenrode Flören (2002). In zijn optiek is een bedrijf een familiebedrijf als het aan minstens twee van de volgende criteria voldoet: 

  • Meer dan 50% van de onderneming is in handen van één familie.
  • Eén familie heeft beslissende invloed op de bedrijfsstrategie of op opvolgingsbeslissingen.
  • Een meerderheid of ten minste twee leden van de ondernemingsleiding zijn afkomstig uit één familie.

Flören vult zijn definitie verder aan met de opmerking dat indien een bedrijf minder dan tien jaar geleden is opgericht, tenminste één familielid van de directeur werkzaam moet zijn binnen de onderneming of een deel in eigendom moet hebben.

Opvolging binnen de familie
De achilleshiel voor de continuïteit van het familiebedrijf is de opvolgingskwestie. Ten eerste wil de fiscus graag meeprofiteren van de overdracht van de eigendom. Daarnaast kan de overdracht van de leiding zowel binnen het bedrijf als in de familie tot spanningen leiden. Het personeel en het management kunnen problemen hebben met de persoon van de opvolger. De aandeelhouders maken zich misschien zorgen over de gewijzigde machtsverhoudingen. Ook binnen de familie laaien de emoties soms hoog op. Het is van groot belang tijdig na te denken over de opvolging.

Ruud Vergoossen: jaarrekening kleinbedrijf kan afgeschaft worden

Het kabinet heeft besloten de verplichte deponering ervan af te schaffen, de SRA kwam vorige week met de oproep om dat toch vooral niet te doen. Volgens Vergoossen, directeur Vaktechniek bij BDO en hoogleraar externe financiële verslaggeving, missen de huidige jaarrekeningverplichtingen hun doel en een afschaffing leidt tot lagere kosten.

Ruud Vergoossen mengt zich vandaag in Het Financieele Dagblad in de discussie over het al dan niet afschaffen van de jaarrekening van kleine bedrijven. Het kabinet heeft besloten de verplichte deponering ervan af te schaffen, de SRA kwam vorige week met de oproep om dat toch vooral niet te doen. Volgens Vergoossen, directeur Vaktechniek bij BDO en hoogleraar externe financiële verslaggeving, missen de huidige jaarrekeningverplichtingen hun doel en een afschaffing leidt tot lagere kosten.

Vergoossen zegt dat de voorstellen van de Europese Commissie door Nederland omarmd moeten worden. ‘Ik plaats grote vraagtekens bij het nut van de huidige publicatieplicht, omdat deponering bij het handelsregister pas uiterlijk dertien maanden na balansdatum hoeft plaats te vinden. Daarnaast gaat het bij kleine ondernemingen slechts om een gecomprimeerde balans met toelichting die bovendien niet is onderworpen aan accountantscontrole. De toegevoegde waarde van deze informatieverschaffing tendeert naar nul,’ aldus Vergoossen. Hij wijst bovendien op  een recent onderzoek waaruit blijkt dat meer dan 40% van de ondernemingen überhaupt niet aan de deponeringsplicht voldoet en dat het met de handhaving matig is gesteld.

 

Vergoossen: ‘Het is van tweeën één: de naleving van de deponeringsplicht wordt afgedwongen of deze plicht wordt afgeschaft. De jaarrekening van micro-entiteiten wordt daarnaast vaak slechts gebruikt door kredietverschaffers die de informatie bij de onderneming zelf kunnen opvragen. Ook het kostenaspect moet in ogenschouw worden genomen. Kostenbesparingen kunnen vooral worden gerealiseerd bij het handelsregister en de Belastingdienst die de naleving van de deponeringsplicht controleert. De administratievelastenverlichting voor individuele micro-entiteiten in Nederland zal overigens beperkt zijn. Sinds medio vorig jaar kunnen kleine ondernemingen volstaan met een jaarrekening gebaseerd op de vermogensopstelling en winstberekening uit de belastingaangifte.’

 

De vrees dat de voorstellen van de Europese Commissie leiden tot omzetverlies voor accountants is volgens Vergoossen ongegrond en niet gepast. ‘De ondernemingen waar het hier over gaat, hoeven hun jaarrekening immers niet verplicht te laten controleren door een accountant. Binnenkort houdt het NIVRA een rondetafelconferentie over de voorstellen van de Europese Commissie. Ik hoop en verwacht dat de discussie zich niet beperkt tot kortetermijnbelangen van het accountantsberoep.’

EIM: financiële gevolgen van ondernemer worden kunnen ingrijpend zijn

De financiële gevolgen van de stap van werknemerschap naar ondernemerschap kunnen ingrijpend zijn. Daarin spelen veel aspecten een rol, zoals de aard van het inkomen en de fiscale en sociale wetgeving.

De financiële gevolgen van de stap van werknemerschap naar ondernemerschap kunnen ingrijpend zijn. Daarin spelen veel aspecten een rol, zoals de aard van het inkomen en de fiscale en sociale wetgeving. EIM heeft onderzoek uitgevoerd naar verschillen tussen werknemers en ondernemers waar het gaat om directe kosten en baten. De financiële gevolgen van de stap van werknemer naar ondernemer lijkt voor de starter niet een belangrijke afwegingsfactor te zijn.

Niet alle ondernemers blijken in de praktijk op voorhand bewust te zijn van de consequenties van de overgang van werknemerschap naar ondernemerschap. Zeker wanneer het gaat om de (exacte) financiële gevolgen – de direct opportunity costs – is er onder de geïnterviewde ondernemers een verschillende mate van bewustzijn. De direct opportunity costs lijken op basis van de door EIM gevoerde interviews geen belangrijke afwegingsfactor bij de keuze om te starten als ondernemer. De stap van werknemer naar ondernemer brengt op verschillende gebieden veranderingen met zich mee. Veranderingen zijn waar te nemen op verschillende (financiële) gebieden. Zo verandert voor een ondernemer het inkomen; het vaste bruto en netto loon uit dienstbetrekking verandert in onzekere omzet en winst.

 

Er zijn voor ondernemers verschillende belastingvoordelen die niet beschikbaar zijn voor werknemers (o.a. verschillende aftrekposten). Een ondernemer moet meer zelf regelen wanneer het aankomt op sociale voorzieningen voor de korte, middellange en lange termijn. De risico’s van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid zijn niet meer automatisch verzekerd. De te betalen premies voor sociale zekerheid veranderen; het werkgeversdeel van veel sociale voorzieningen moet de ondernemer nu zelf betalen. Ondernemers zijn vaak meer geld kwijt aan het ‘inkopen’ van informatie. Het gaat hier bijvoorbeeld om up-to-date blijven van nieuwe (technische) ontwikkelingen, belastingadvies en het inhuren van bijvoorbeeld een administratiekantoor.
Voor de overheid is er een aantal aanknopingspunten voor het beleid, die voortkomen uit dit onderzoek. Om als ondernemer goed te starten en de juiste keuzes te maken is informatie belangrijk. Een goede informatievoorziening over de direct opportunity costs kan bijdragen aan het verlagen van deze kosten. Wanneer een (potentiële) ondernemer weet wat de gevolgen zijn en wat mogelijk is, is de ondernemer in staat om de juiste keuzes te maken waarmee de mogelijkheden zo optimaal mogelijk worden benut. Veel ondernemers hebben geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Vooral de bekendheid van de vrijwillige verzekering van het UWV vraagt hierbij mogelijk meer aandacht. De particuliere verzekeringsmarkt heeft op het moment niet altijd een betrouwbaar imago in de ogen van de ondernemer, zeker kijkend naar de financiële crisis. De overheid (en het UWV in het verlengde) heeft daarbij mogelijk een sterker en betrouwbaarder imago. Dit biedt kansen voor de overheid om te werken aan de positionering van de vrijwillige verzekering van het UWV.