Privégebruik auto van de zaak

Privégebruik auto van de zaak

Privégebruik auto van de zaak

Opeenvolgende auto’s

In de hiernavolgende eerste uitspraak legt Rechtbank Arnhem uit hoe om dient te worden gegaan met de fiscale bijtelling bij verschillende opeenvolgende auto’s van de zaak. Belanghebbende had in de periode 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2009 een auto van de zaak die hij niet voor privédoeleinden gebruikte. De werkgever heeft over deze periode dan ook geen fiscale bijtelling toegepast. Met ingang van 1 september 2009 is aan belanghebbende een andere auto van de zaak ter beschikking gesteld. Hij heeft aangegeven aan zijn werkgever dat hij deze auto wél gaat gebruiken voor privédoeleinden.  De werkgever past vanaf dat moment een bijtelling wegens privégebruik toe. De inspecteur legt vervolgens in januari 2010 een naheffingsaanslag loonbelasting op over de periode waarin met de eerste auto werd gereden, aangezien belanghebbende in 2009 in totaal meer dan 500 privékilometers heeft gereden met een auto van de zaak.

Rechtbank Arnhem oordeelt dat voor het toepassen van de bijtelling doorslaggevend is of op kalenderjaarbasis meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden met de ter beschikking gestelde auto wordt gereden. Het is niet van belang dat met één van de ter beschikking gestelde auto’s feitelijk niet privé is gereden. Indien met de achtereenvolgens ter beschikking gestelde auto’s samen in het kalenderjaar meer dan 500 kilometer privé is gereden, dient volgens de Rechtbank over de gehele periode waarin een auto ter beschikking is gesteld door de werkgever een fiscale bijtelling te worden toegepast. De naheffingsaanslag was daarom terecht opgelegd.

Het karakter van de rit, zakelijk of gemengd?

In een tweede uitspraak oordeelde Rechtbank Arnhem over de vraag of reizen van en naar een golfclub met een auto van de zaak als zakelijk gebruik of als privégebruik moest worden aangemerkt. Het betrof een persoon die via zijn persoonlijke houdstermaatschappij participeerde in verschillende ondernemingen en van deze holding een auto ter beschikking gesteld had gekregen waarvoor hij geen fiscale bijtelling toepaste. Hij gebruikte deze auto echter wel voor ritten van en naar de golfclub. De activiteiten op de golfclub (waarvan hij sponsor was, maar geen lid) bestonden uit het opbouwen van zijn golfvaardigheid en uit netwerkactiviteiten. De bedoeling was om zo in contact te komen met mogelijke zakelijke partners en bij goed gevolg hiermee deals te sluiten. De kilometers die de belastingplichtige aflegde van en naar de golfbaan en die hij kon onderbouwen met agenda-afspraken, merkte hij aan als zakelijke kilometers. De Belastingdienst merkte de kilometers naar de golfbaan echter aan als privékilometers.

Rechtbank Arnhem is van mening dat de ritten van en naar de golfclub een gemengd karakter hebben (zakelijk en privé). Het spelen van golf behoort volgens de rechtbank in het algemeen tot de privésfeer. De rechtbank vindt dat in casu ook zakelijke overwegingen een rol hebben gespeeld. De rechtbank acht het echter aannemelijk dat dergelijke ritten in dezelfde mate worden gemaakt door iemand die zich, wat inkomen, vermogen en gezin betreft, in dezelfde omstandigheden bevindt als de betreffende ondernemer, maar die niet dezelfde dienstbetrekking vervult. Volgens de rechtbank hebben de ritten geen zodanig nauw verband met de dienstbetrekking dat zij om die reden als zakelijk moeten worden aangemerkt. De kilometers van en naar de golfclub dienen dan ook als privé te worden aangemerkt.

Loonsomheffing binnen handbereik

De overstap naar een loonsomheffing is mogelijk, concludeert Frank Werger in zijn proefschrift Loonsomheffing. De voorgestelde loonsomheffing van Werger leidt voor werkgevers tot een eenvoudiger en daarmee goedkoper uitvoerbare loonadministratie. Werknemers krijgen door de loonsomheffing een eenvoudiger en begrijpelijker loonstrookje.

De overstap naar een loonsomheffing is mogelijk, concludeert Frank Werger in zijn proefschrift Loonsomheffing. De voorgestelde loonsomheffing van Werger leidt voor werkgevers tot een eenvoudiger en daarmee goedkoper uitvoerbare loonadministratie. Werknemers krijgen door de loonsomheffing een eenvoudiger en begrijpelijker loonstrookje.

LoonsomheffingWerger onderzocht of de huidige heffingen op het loon (loonbelasting, premies volks- en werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw) kunnen worden vervangen door een loonsomheffing. Deze loonsomheffing wordt deels van de werkgever en deels van de werknemer geheven.

 Opdrachtnemer

Hierbij geldt als uitgangspunt dat elke opdrachtnemer – die niet als ondernemer in de zin van de inkomstenbelasting werkzaam is – als werknemer in de zin van de loonsomheffing wordt aangemerkt. Wel stelt Werger voor om een beperkte mogelijkheid tot opting out voor nevenwerkzaamheden in te voeren. Daarop is de loonsomheffing dan niet van toepassing.

Uniform loonbegrip

De voorgestelde loonsomheffing gaat verder uit van een uniform loonbegrip, waarbij geen (premie) maxima, franchises of heffingskortingen worden gehanteerd. De huidige verschillen in heffingsgrondslagen worden daarmee opgelost en de fijnmazige tariefstructuur wordt vervangen door een simpel proportioneel tarief.

Werger is verbonden aan het Fiscaal Economisch Instituut (FEI) van de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Daarnaast is hij als loonheffingenspecialist verbonden aan PwC. Hij promoveert op 17 maart aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

 

 

 

 

 

 

In 2010 en 2011 ingrijpende vereenvoudiging loonbegrip

In 2010 en 2011 gaat het kabinet het huidige loonbegrip fors wijzigen.

In 2010 en 2011 gaat het kabinet het huidige loonbegrip fors wijzigen. BDO-partner Marcel Kawka juicht de vereenvoudigingsvoorstellen toe, maar spreekt ook van ‘eerst zien dan geloven’.

Werkgevers en werkgevers en werknemers betalen momenteel over ‘het loon’ loonbelasting, premies volksverzekeringen en werknemersverzekeringen en bijdragen voor de zorgverzekeringswet. Maar ‘het loon’ bestaat niet, zo stelt BDO. ‘Voor alle drie de heffingen geldt een ander loonbegrip,’ aldus het accountantskantoor.’Zo telt de auto van de zaak bijvoorbeeld wel mee voor de berekening van de loonbelasting en de premies volksverzekeringen (onder andere de AOW) maar niet voor de premies werknemersverzekeringen (WW/WIA). Wie meedoet aan de levensloopregeling betaalt op het moment dat hij spaart over het bedrag dat hij spaart wel minder loonbelasting maar de WW-premie bijvoorbeeld daalt niet.’ Het kabinet wil nu dat voor alle heffingen hetzelfde loonbegrip gaat gelden. Ook wil het kabinet al per 1 januari 2010 het mes zetten in de vergoedingen en verstrekkingen’ die werknemers nu (nog) onbelast kunnen krijgen van hun werkgever.’

Marcel Kawka, partner van de Adviesgroep Loon- & Premieheffing en werkzaam voor het Bureau Vaktechniek van BDO maakte ruim 10 jaar geleden deel uit van de Werkgroep De Boer, die ook pogingen deed om tot één loonbegrip te komen. Maar mede als gevolg van interne onenigheid kwam daar niet zoveel van terecht. Kawka juicht de vereenvoudingsvoorstellen toe, maar spreekt ook ‘van eerst zien, dan geloven’.

Kawka: ‘Het kabinet mag het dan eens zijn, nu de ambtenaren nog. En er moeten nog heel wat knopen worden doorgehakt. Gaat de auto van de zaak weer uit de loonbelasting, terug naar de inkomstenbelasting, wat veel beter is? Of gaan er straks ook premies worden betaald over de auto, en telt de auto ook mee voor een eventuele WW-uitkering, of uitkering bij ziekte? Wie nu deelneemt aan de levensloopregeling (spaart) krijgt als hij ziek of werkloos wordt evenveel als zijn collega’s die niet deelnemen. Gaat hij straks minder ontvangen? Ook dat de koopkrachteffecten beperkt zullen blijven tot 0,5% moet nog maar worden bezien. De invoering van de Zorgverzekeringswet die veel eenvoudiger was heeft laten zien dat sommige loonstroken wel heel erg anders uitpakten. Daarnaast is het zo dat de discussies in de praktijk met de Belastingdienst niet zo zeer om deze zaken gaan maar om zaken als kostenvergoedingen, werkkleding, maaltijden enzovoorts. Het lijkt er op dat het kabinet die discussies wil beëindigen door te regelen dat dit soort zaken niet meer belastingvrij kan worden verstrekt. Al met al kunnen de wijzigingen net zo goed voor hogere werkgeverslasten en lagere netto lonen leiden. Werkgevers doen er dan ook goed aan op de hoogte te zijn van de plannen en de gevolgen daarvan. Dramatische discussies met werknemers kunnen dan mogelijk worden voorkomen, door tijdig nieuwe afspraken te maken.’

Wachtdagen bij ziekte mogelijk?

Het is inderdaad mogelijk de eerste twee ziektedagen als zogenoemde wachtdagen aan te merken. Over deze dagen bestaat voor de werknemer dan geen aanspraak op doorbetaling van zijn loon.

Is het mogelijk de eerste ziektedag(en) voor eigen risico van de werknemer te laten komen?

 

Het is inderdaad mogelijk de eerste twee ziektedagen als zogenoemde wachtdagen aan te merken. Over deze dagen bestaat voor de werknemer dan geen aanspraak op doorbetaling van zijn loon. Voorwaarde is dat werkgever en werknemer dit nadrukkelijk zijn overeengekomen. In de praktijk komt dit maar weinig voor. Als werkgever en werknemer hierover wel afspraken hebben gemaakt betekent dit dat de werkgever bij elk nieuw ziektegeval twee wachtdagen kan rekenen, tenzij dit nieuwe ziektegeval zich voordoet binnen vier weken na het herstel van de werknemer. Er bestaat namelijk een samentelregeling die inhoudt dat perioden van ziekten worden samengeteld als zij elkaar opvolgen met een onderbreking van minder dan vier weken.

Voorbeeld samentelregeling
De werknemer wordt ziek op 1 februari 2008. Op 18 maart 2008 is de werknemer weer hersteld en meldt zich beter. Op 12 april 2008 breekt werknemer zijn been en moet hij zich opnieuw ziek melden. Nu er minder dan vier weken zit tussen de hersteldatum (18 maart) en de nieuwe ziektedatum (12 april) wordt de periode vanaf 1 februari 2008 als één ziekteperiode beschouwd. De twee ziekteperioden worden samengeteld en er kan niet opnieuw sprake zijn van twee wachtdagen. Als de werknemer bijvoorbeeld pas op 1 mei 2008 zijn been breekt, is de periode tussen hersteldmelding en uitval langer dan vier weken en kunnen opnieuw twee wachtdagen worden gerekend.

 

Bron: De SalarisAdviseur >>

Nieuwe btw-correcties auto van de zaak

Heeft u aan uw personeel auto’s ter beschikking gesteld die ook voor privé worden gebruikt, dan moet u de btw die u in eerste instantie geheel in aftrek heeft gebracht corrigeren.

Heeft u aan uw personeel auto’s ter beschikking gesteld die ook voor privé worden gebruikt, dan moet u de btw die u in eerste instantie geheel in aftrek heeft gebracht corrigeren.

 

Let echter op, deze btw-correctie is onlangs gewijzigd. Dat is het gevolg van een recent besluit van de staatssecretaris.

U heeft als werkgever alleen recht op btw-aftrek als er sprake is van ondernemerskosten. Dit betekent dat de btw die aan het privégebruik van de auto van uw werknemer kan worden toegerekend niet aftrekbaar is. Hoe bepaalt u nu dat privégebruik? U kunt uw werknemers vragen het privégebruik door middel van een rittenadministratie bij te houden. De aan het privégebruik toe te rekenen btw is dan niet aftrekbaar. De rechter heeft echter bepaald dat een werkgever het bijhouden van een rittenadministratie niet kan afdwingen.

In veel gevallen zal een rittenadministratie dus niet voorhanden zijn. Om dit probleem op te lossen mag een werkgever voor de btw-correctie gebruikmaken van de regeling zoals die geldt voor ondernemers, de zogenoemde forfaitaire regeling.

Forfaitaire regeling

Deze regeling houdt in dat u de btw op kosten van aanschaf, gebruik en onderhoud van de auto in eerste instantie volledig in aftrek brengt. Vervolgens maakt u in de laatste btw-aangifte van het boekjaar een correctie voor privégebruik van uw werknemer. Onlangs maakte de staatssecretaris bekend dat de btw-correctie met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 12% bedraagt van de correctie in de inkomsten- en loonbelasting. Kortom, voor de btw-correctie wordt volledig aangesloten bij de inkomsten- en loonbelasting.

Dit was tot voor kort anders. Tot 1 januari 2008 was het zo dat een werkgever voor een werknemer die minder dan 500 km privé reed geen bijtelling in de loonbelasting in aanmerking hoefde te nemen, maar nog wel een btw-correctie moest berekenen (12% x 10% x cataloguswaarde).

 

Woon-werkverkeer

Het verschil zat in een andere kwalificatie van privégebruik. Voor de btw werden namelijk woon-werkkilometers wél als privé aangemerkt, terwijl dit voor de inkomsten- en loonbelasting niet het geval was. Dit verschil is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 opgeheven. De goedkeuring van de staatssecretaris zorgt voor een aanzienlijke vereenvoudiging, omdat de werkgever nu geheel kan uitgaan van de bijtelling in de loonbelasting.

Ook is hiermee een ander verschil opgeheven, namelijk het verschil tussen ambulante en niet-ambulante werknemers. Vóór 2008 gold voor ambulante werknemers die meer dan 500 km privé reden voor de btw een correctie van 12% x 22% x cataloguswaarde. Nu is dat 12% x 25% x cataloguswaarde.

 

Let op!

Tot 1 januari 2008 gold woon-werkverkeer voor de btw als privé, terwijl dit voor de inkomsten- en loonbelasting niet zo was. Met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 is dit verschil opgeheven.

 

Percentages

Door de goedkeuring van de staatssecretaris kan de werkgever voor de btw-correctie dezelfde percentages hanteren die gelden voor de inkomsten- en loonbelasting. Dit betekent dus dat een werkgever in principe 12% x 25% x cataloguswaarde auto moet corrigeren. Wordt er in een (semi)zuinige auto gereden, dan kan de werkgever uitgaan van 12% x 20% of 12% x 14%.

 

De btw-correctie voor privégebruik van de auto van de zaak bedraagt:

  • 12% x 14% x cataloguswaarde auto ingeval er in een zeer zuinige auto wordt gereden en het aantal privékilometers meer dan vijfhonderd bedraagt;
  • 12% x 20% x cataloguswaarde auto ingeval er in een semizuinige auto wordt gereden en het aantal privékilometers meer dan vijfhonderd bedraagt;
  • 12% x 25% x catalogusprijs ingeval er sprake is van ambulant personeel en het aantal privékilometers meer dan vijfhonderd bedraagt. Tot 1 januari 2008 gold voor deze situatie nog een btw-correctie van 12% x 22% x catalogusprijs;
  • 12% x € 300 per bestelauto per werknemer per jaar ingeval de bestelauto doorlopend afwisselend wordt gebruikt door twee of meer werknemers (en waarvoor in de loonbelasting de eindheffing van € 300 per bestelauto geldt);
  • nihil voor werknemers die de auto minder dan vijfhonderd kilometer privé gebruiken. Tot 1 januari 2008 gold voor deze situatie nog een btw-correctie van 12% x 10% x cataloguswaarde auto;
  • nihil voor werknemers die in een bestelauto rijden die (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer of in een bestelauto die niet buiten werktijd mag worden gebruikt;
  • 12% x 25% x cataloguswaarde auto in alle overige situaties.

Voorbeeld

Stel een werknemer rijdt voor zijn woon-werkverkeer in een auto van de zaak. Hij rijdt jaarlijks minder dan vijfhonderd kilometer privé, waardoor er voor de loonbelasting geen bijtelling voor het privégebruik geldt. Tot 1 januari 2008 moest de werkgever nog wel een btw-correctie toepassen van 12% x 10% x catalogusprijs auto.

Vanaf 1 januari 2008 hoeft dit niet meer.

 

Eigen bijdrage

Stel u ontvangt van uw werknemer een eigen bijdrage voor het privégebruik. Over deze vergoeding bent u btw verschuldigd. De btw die u verschuldigd bent bij toepassing van de bijtelling voor privégebruik kunt u verminderen met de btw die u moet voldoen over de vergoeding die u van uw werknemer heeft ontvangen.

Stel u heeft van uw werknemer een bedrag van € 3000 ontvangen voor het privégebruik van de auto van de zaak. De in dat bedrag begrepen btw (19/119 x 3000 = € 479) heeft u op aangifte voldaan. De auto heeft een cataloguswaarde van € 25.000. Het gaat om een zuinige auto zodat de btw-correctie in eerste instantie 12% x 20% x € 25.000 = € 600 bedraagt.

Dat bedrag mag u vervolgens verminderen met de al voldane € 479. Per saldo geeft u dus in het laatste tijdvak van het jaar een bedrag van € 121 aan.

 

Advies

Het besluit van de staatssecretaris over de btw-correctie heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2008. Werkgevers die een te hoge correctie hebben toegepast kunnen bezwaar maken tegen de eigen aangifte of – als de termijn is verstreken is – amtbshalve teruggaaf claimen.

Dat geldt voor niet-ambulante werknemers zonder bijtelling in de loonbelasting. Tot 2008 gold voor hen een correctie van 12% x 10% x cataloguswaarde, maar vanaf 2008 is geen correctie meer nodig.

Dat geldt ook voor werknemers die in een zuinige auto rijden en waarvoor vanaf 2008 een correctie van 14% of 20% (in plaats van 25%) mag worden toegepast.

 

Bron: De SalarisAdviseur >>